Hoofdstuk 4

Niet te geloven!

 

Aozatem, want zo blijkt de grote slak met huisje te worden genoemd, krijgt het mobieltje aangereikt. Met een tentakel aan de voorzijde van zijn kop, neemt hij het in ontvangst van de kleine gele naaktslak. Hij houdt het voor zijn gesteelde ogen. Hij zendt flitsen uit en ziet dat er iets oplicht op het scherm zodra hij flitst. Daarop begint hij opgewonden te flitsen en de grote slak die het viertal naar binnen heeft gebracht reageert direct. Hij ontwikkeld ook snel een tentakel met gevorkte uiteinden. Die beweegt zich snel in de richting van Janet. De vork sluit zich om haar pols. Er wordt aan getrokken, terwijl de grote slak zich in de richting van Aozatem beweegt. Kennelijk is het de bedoeling dat Janet naar de hoofdslak wordt geleid.

“Oh, getver, nee Janet! Blijf hier hoor!” gilt Willemijn.

Lotte en Timo grijpen Janet bij haar andere arm vast en willen tegenhouden; haar redden! Maar het heeft geen zin. De grote groene slak blijkt ontzaglijk sterk! Ze kunnen niet anders dan Janet loslaten! Met een benauwd gezicht volgt Janet de lichtgroene slak. Hij geleidt haar naar de verhoging waar Aozatem op ligt. De ogen  op de steeltjes van Aozatem bewegen schichtig heen en weer en richten zich dan op de angstige Janet. Het hele zichtbare lichaam van Aozatem begint nu te flitsen.

Janet kan zien, dat er allerlei tekst op haar mobiel verschijnt. Het is voor haar alleen niet te ontcijferen, Het is te ver weg. Op het moment dat het oplichten van Aozatem even tot rust komt, neemt Janet het woord: “Mag ik mijn apparaat even terug?”  vraagt ze dan. 

De mobiel vertaalt dat direct in de lichttaal van de slakken. Aozatems ogen richten zich op het display en reageert direct. Kennelijk begrijpt hij wat de bedoeling is en reikt Janet meteen haar mobiel aan met zijn steeds langer wordende tentakel.

Dan begint Janet in haar mobiel te praten: “Herhaal vraag!?”

Onmiddellijk volgt de vraag van Aozatem: “Wie zijn jullie en waar komen jullie vandaan?” 

“Wij zijn vier vrienden en zijn door de ruimte gereisd met de ‘Wormhole Exploration Couch’. Wij komen van de planeet Aarde, Ongeveer 4,24 lichtjaar hiervandaan!”  reageert Janet enthousiast en hoopt dat hij haar begrijpt.

Direct volgt weer een vraag: ”Definieer lichtjaar!?”

“O, afstand wat licht aflegt in één jaar!”

“Definieer jaar!?” is de reactie direct.

“Dat is de omlooptijd van onze Aarde rond onze zon!” antwoordt Janet rustig.

Dan richten de ogen van Aozatem zich op de slak die Janet vast heeft.

“Bekend, Pulmonata?” vraagt hij. De flitsende naaktslak geeft gedwee antwoord.

“Ze komen van een planeet die draait rond een ster in het Zwaardcomplex. Ongeveer 250.000 ruimte-eenheden hiervandaan!”

“Zijn wij daar al geweest?” vraagt Aozatem.

Pulmonata antwoordt direct: “Ja, lang geleden. Eierdonatie in water gedaan!”

Janet staat stomverbaasd naar haar display te staren.

“Zijn deze slakken op aarde geweest? Hebben ze daar eieren gelegd?” vraagt ze zichzelf af.

“Deze wezens daar gezien?” vraagt Aozatem dan door.

“Negatief!” is de korte flits van Pulmonata.

“Onze donatie is heel lang geleden! Deze daarna ontstaan!” vult Pulmonata aan.

Dan richt Aozatem zich weer tot Janet : “Wat komen jullie doen?” is dan de vraag.

Timo, die naast Janet is komen te staan leest de vraag en antwoordt snel, dat ze alleen maar op onderzoek zijn.

“We zijn hier voor het eerst en zijn heel nieuwsgierig!” vult Timo aan.

“Hoe zijn jullie hier gekomen?” is dan de volgende vraag van Aozatem.

“We hebben een tijdmachine!” antwoord Timo haastig.

“Daarmee kunnen we door de ruimte en door de tijd reizen!” vult Willemijn vol trots aan.

“Waar is die machine?” wordt er dan gevraagd.

“Ja, dat is een beetje ingewikkeld. Die is virtueel. Met dit apparaat kunnen we alleen terug naar onze planeet!” antwoordt Janet en houdt haar mobiel omhoog.

“Op basis van elektriciteit! Zoals wij dat ook hebben? Volg!” reageert Aozatem, terwijl hij in beweging komt.

Hij komt van zijn verhoging af en draait naar de achterzijde van zijn ‘troon’. Daar blijkt een uitgang uit de grote zaal te zijn. De vier volgen! Ze lopen een tunnel in, die spaarzaam verlicht is met zwakke vorm van de zelfde soort ‘lampen’ als boven in de grote hal. De grote slak begint te versnellen; ze moeten flink doorstappen om hem te kunnen volgen. Achter hen is Pulmonata, die de rij  sluit.

Geruisloos vervolgt het gezelschap zijn weg. Het valt de jongelui op, dat de tunnel kaarsrecht is, geen enkele bocht. Wel loopt hij gestaag naar beneden. Volgens Janet duidt dat erop, dat die is aangelegd. Hoe kunnen slakken dat?

Na een lange wandeling zien ze licht aan het eind; een licht rode gloed. Een minuutje later staan ze aan de rand van een groot water, dat de rode gloed van hun ‘zon’ weerkaatst. Er is geen ander geluid dan het licht ruisen van de lage golfslag van het water.

Enigszins verbaasd staan de vier naast elkaar naar het vreemde water te staren. Aozatem ligt een stukje verderop. Dan schieten er flitsen door zijn voorkant en direct komt Pulmonata is beweging en glijdt geruisloos, maar snel, het licht rode water in.

“Volg!” commandeert Aozatem in een korte flits, nadat Pulmonata onderwater is verdwenen. De vier kijken elkaar angstig aan.

“O, nee, daar ga ik niet in hoor!” zegt Lotte iets paniekerig. Janet spreekt snel in haar mobiel: “Wij leven niet in het water. Wij leven op land. Wij hebben zuurstof nodig!”

“In vloeistof zuurstof!” is het korte antwoord van de grote slak.

“Ja, maar wij hebben geen orgaan om zuurstof uit water te halen! Onmogelijk!” is het resolute antwoord van Janet.

Dan schuift de grote slak in de richting van het water en glijdt er al flitsend in. Na een paar seconden komt hij er weer uit. Niet veel later komt ook Pulmonata weer boven water.

Zodra hij naast Aozatem op het droge ligt, begint het lichtrode water behoorlijk te kolken. Na enkele ogenblikken verschijnt er een enorme tentakel boven water. Een tentakel met enorme zuignappen, die zich aan de vloer, waarop het gezelschap staat, vasthechten. Onmiddellijk volgen er nog meer tentakels en binnen een oogwenk verschijnt er de rest van het dier.

Een enorme octopus, gemêleerd grijs met blauwe ringen. Het viertal deinst, hevig geschrokken, achteruit. Lotte en Willemijn gillen het uit. Dit hebben ze geen van vieren ooit gezien. Wat een enorm beest! De tentakels zijn zeker tien meter lang en het lichaam meet zeker drie meter. Aan de bovenzijde van het lichaam prijken twee, zeker vijftien centimeter grote, ogen.

Zodra de enorme octopus het viertal in de gaten krijgt, begint zijn lichaam heftig van kleur te verschieten. De ene na de andere kleurencombinatie. Aozatem reageert met net zo heftig flitsen.

Als Janet op haar mobiel kijkt, blijkt het flitsen en van kleurverschieten een gesprek te zijn tussen de slak en de octopus. Het gaat alleen zo snel, dat de tekst lastig te volgen is. Dan schrikt Janet ineens; het batterij icoon op haar mobiel geeft aan, dat de energie in het mobieltje nagenoeg op is!

“O, hemel, de stroom is bijna op!” gilt Janet dan. De andere reisgenoten schrikken hevig.

“O, jemig! Hoe moeten we nu thuis komen?” gilt Lotte, enigszins in paniek.

“Ja, en ik heb natuurlijk ook geen oplader! Bovendien zijn hier geen stopcontacten!”

“Dat komt natuurlijk door al dat flitsen; dat kost heel veel stroom!” beweert Timo, droogjes.

“Ja, dat zal wel, maar hoe gaan we dit oplossen? Ik heb er niet zo veel trek in om hier de rest van mijn leven te blijven, hoor!” reageert Willemijn geïrriteerd.

Dan begint Aozatem te flitsen; kennelijk heeft hij het gesprek tussen de vier kunnen volgen. Met wat vertraging geeft het mobieltje aan dat Aozatem energie wil leveren. Verbaasd kijkt Janet op naar de grote slak en ziet dat er een van de ‘lampen’ in zijn net afdaalt tot op borsthoogte van Janet. Aozatem flitst weer. Met de laatste energie geeft de mobiel aan: “Plaats tegen lamp!”

Janet houdt de mobiel tegen de opgesloten ‘lamp’. Tot haar stomme verbazing ziet ze dat het energie-percentage op haar mobiel direct begint op te lopen.

“Hè, hoe kan dat? Hij laadt weer op! Ongelooflijk! Hoe is het mogelijk?” roept Janet verbaast uit.

Timo staat naast Janet en volgt het proces met stijgende verbazing.

“Dit is inductie! Hoe bestaat het? Dit werkt net als het opladen van je elektrische tandenborstel! Geweldig!” reageert hij, bijna fluisterend.

Hij is danig onder de indruk. “Dit betekent, dat zij over hoogstaande technologie beschikken. Hoe kunnen ze dit anders weten?” vervolgt hij.

“Dit houdt gelukkig in dat we ook weer thuis kunnen komen!” verzucht Lotte, danig opgelucht.

Janet volgt het oplopende energie-percentage van haar mobiel en na zo’n vijf minuten: “Hé, hij is nu al helemaal vol!” roept ze dan verbaasd.

Ondertussen hebben de slak en de octopus rustig door geflitst en een heel palet van kleuren laten zien. Het ‘gesprek’ was echter voor het viertal niet te volgen.

Plotseling: “Au! Hé, wat moet dat? Au! Laat los, Laat los!” Willemijn is in paniek!

Eén van de tentakels van de octopus heeft zich om de enkel van haar rechterbeen geslagen en begint gestaag aan het been te trekken in de richting van de octopus.

“Hé, ho, wacht even! Dat gaat zomaar niet!” Timo werpt zich in de strijd. Hij pakt ‘zijn’ Willemijn bij een arm, in een poging haar te redden, ondertussen luid schreeuwend en schoppend tegen de tentakel. Een andere tentakel glijd onopgemerkt naar de benen van Timo en voordat hij het in de gaten heeft, wordt ook hij in de richting van het enorme beest getrokken. Janet en Lotte raken in paniek en gillen het uit.

Dan begint Pulmonata heftig te flitsen; ook Aozatem reageert. Pulmonata beweegt zich verassend snel in de richting van de octopus. Hij glijdt tussen de andere tentakels door naar het lichaam van de octopus en beklimt het in de richting van de grote ogen. Al flitsend bedekt hij in een oogwenk het uitzicht van grote inktvis.

Andere tentakels bewegen zich er naartoe en willen de slak van de ogen weg halen. Ze krijgen echter geen grip op het gladde, slijmerige slakkenlichaam. Alle tentakels worden dan ingezet in een poging om het zicht te herstellen. Ook die, welke Timo en Willemijn vasthouden. Zij komen los en deinzen een paar meter achteruit.

Zodra Pulmonata in de gaten heeft dat de prooien zijn losgelaten glijdt hij weer van de inktvis af onder hevig flitsen.

Nu kan Janet wel volgen wat er gecommuniceerd wordt: ”Deze wezens giftig! Geen voedsel Gasten!” verschijnt op de mobiel.

“Hoezo, giftig?” vraagt Janet zich in stilte af. Ze besluit het maar niet hardop te vragen.

“Dat was schrikken!” weet Willemijn, danig onder de indruk, uit te brengen.

“Nou, inderdaad, ik dacht even dat ons laatste uurtje geslagen was!” antwoordt Timo, al even ontdaan.

Onder hevig kleurverschieten, glijdt de grote octopus terug in het rode water. Kennelijk chagrijnig vanwege het misgelopen diner!

“Excuus!” flitst Aozatem. “Komt niet terug!”

Opgelucht staan de tijdreizigers nog even naar het rode water te staren. Hopende dat Aozatem de waarheid spreekt.

“Hoe kan het dat U elektriciteit in mijn mobiel stopt?” wil Janet dan weten.

“Heel oud proces!” antwoordt Aozatem.

“Ik vernam, dat jullie op onze planeet zijn geweest? Voor eierdonatie? Hoe zijn jullie daar gekomen? Hoe reizen jullie?” wil Janet vervolgens weten.

“Ja, hoe zit dat?” wil ook Timo weten.

“Volg! Neem andere weg. Door vloeistof is kortste weg, maar is onmogelijk!” is daarop het antwoord van Aozatem.

Het gezelschap gaat terug, de tunnel weer in. Aozatem en Pulmonata voorop; de vier volgen nieuwsgierig. Wat zal er nu aan hen geopenbaard worden?

Terug in de grote hal, gaan ze een andere tunnel in. Deze is beduidend langer en ze komen na een half uur in een tweede, nog grotere hal. In het midden daarvan staat een reusachtig, spiraalvormig gevaarte op een al even grote stellage.

“Het lijkt wel een slakkenhuis! Groot zeg!” brengt Lotte uit.

“Ik heb wel eerder zo’n ding gezien, maar dan als fossiel!” reageert Timo. “ Maar dan veel kleiner dan deze!”

“O, ja! De ‘Nautilus’!” bevestigd Janet. “Maar deze is wel tien meter hoog! Op aarde niet meer dan vijftig centimeter!”

En, inderdaad, het rechtopstaande spiraalvormige slakkenhuis, met aan de bovenkant een soort opening, doet denken aan de ‘Nautilus’. Een schelp waar een bepaalde inktvis-soort in woonde.

“Reistuig!” flitst Pulmonata.

“Bedoeld hij, dat zij hiermee naar de aarde zijn geweest?” vraagt Timo.

“Ik denk het wel!” zegt Janet, al even onder de indruk als de andere drie.

Verbaasd lopen ze verder. Ze lopen om het gevaarte heen en komen aan de andere zijde. Daar zien ze, dat langs de spiraalvorm verschillende slakken omhoog glijden, in de richting van de grote opening aan de top van het ‘reistuig’.

“Het lijkt wel of er ingestapt wordt!” zegt Lotte verwonderd.

“Ja, inderdaad!”

“Volg!” flitst Aozatem weer, terwijl hij ook aan de beklimming van de spiraal begint.

“Onmogelijk!” antwoord Janet. “Wij hebben niet de mogelijkheid om ons aan het oppervlak te hechten, zoals jullie!”

Aozatem stopt abrupt met de beklimming en keert terug.

Dan zien ze, dat de laatste klimmende slak de grote opening in gaat. Daarna sluit een soort vlies de opening af.

“Wat gaat er nu gebeuren? Ze zijn allemaal ‘ingestapt’, gaan ze nu op reis?” wil Willemijn weten.

“Ik denk het wel! Zal eens even vragen!”

“Reistuig starten?” flitst de mobiel.

“Naar volgende planeet!” is het korte antwoord.

Enkele momenten later merken ze dat de zoldering van de hal zich opent. Het zacht rode licht van de ‘zon’ valt naar binnen. Er ontstaat een gigantisch gat in het dak.

Dan ontstaat er, op de plek waar zojuist nog een opening in de ‘Nautilus’ was, een bijzonder fel licht.

Het rechtopstaande slakkenhuis verheft zich van de stellage en binnen enkele ogenblikken verdwijnt het razendsnel door de grote opening in het dak!

Verbaasd staan de tijdreizigers de ‘Nautilus’ na te staren.

“Vraag beantwoordt?” flitst Pulmonata.

“Eh… Ja…, maar hoe kan dit?” fluistert Timo.

“Oude technologie!” flitst Aozatem.

“O!” is alles wat ze gevieren kunnen uitbrengen.

“Volg!” flitst Aozatem weer en zet zich weer in beweging. Ze gaan terug naar de grote hal waar ze al eerder waren.

Aozatem beklimt daar zijn ‘troon’ weer en flitst vervolgens: “Voeding?”

“Hij vraagt of we iets willen eten!” stelt Janet vast.

“O, nou… eh nee, nee, dankjewel! Bij ons eten slakken bladeren van de tuinplanten; hier heb ik dat nog niet gezien! Wel dat ze elkaar opeten! Getver, ik moet er niet aan denken!” grilt Lotte, een vies gezicht trekkend.

“Maar ik heb wel trek hoor!” laat Timo met een zacht stemmetje weten.

“Ja, en ik moet heel nodig! Is er een toilet in de buurt?” vraagt Willemijn.

“Dat verwacht ik niet, nee!” overpeinst Janet. “Ik denk dat we maar terug moeten gaan. Wij weten nu dat er leven is op andere plekken in het universum! Denk overigens niet, dat iemand ons zou geloven!” vervolgt ze.

“Dat denk ik ook! We moeten er maar niet over praten!” zegt Lotte. “Zullen we dan maar gaan?”

Iedereen knikt en ze gaan dicht bij elkaar staan.

Janet swipet naar ‘HOME’ en voordat ze het weten zitten ze gevieren weer op de blauwe bank, onder de gele koepel. De blauwe spiraal leidt ze naar de tunnel. Verder verloopt de terugreis zoals ze heen gekomen waren, maar dan wel automatisch. Kennelijk zijn de snelheids-instellingen in de mobiel opgeslagen.

Geringe tijd later zijn ze weer op de kamer van Janet. Geen van vieren is van plan om op te staan. Beduusd van het beleefde avontuur zitten ze naast elkaar voor zich uit te staren.

Dan zeg Willemijn: “O, ja, naar het toilet!”

“Ja, en ik heb wel trek!” mompelt Timo.

Janet kijkt op haar wekker en ziet dat het half acht is. “Wat voor dag zou het nu zijn?” vraagt ze zich af en klikt op ‘agenda’ van haar laptop. Tot haar grote geruststelling, ziet ze dat het nog steeds zaterdag is; de zaterdag waarop ze vertrokken waren. De afwijking waarover Huib het heeft gehad is dus behoorlijk meegevallen. Gelukkig!

Ze gaan de trappen af naar de keuken en treffen daar Claire.

“Zo, waar hebben jullie uitgehangen?” is de korte vraag.

“Nou, ik weet niet of we door jou geloofd zullen worden als we dat vertellen!”

“Oh… Waarom niet? Was het zo bizar, dan?”

“Dat kun je wel zeggen, ja! We waren op een andere planeet bij een ander ster!” fluistert Janet.

Claire kijkt haar met grote ogen aan. “O… en was het daar leuk?”

“Laten we zeggen ‘heel interessant’ !” antwoordt Janet.

Dan valt het Claire op, dat er vreemde blauwe vlekken op de tegels liggen; en ook op de trap! “Wat is dat voor vreemd blauw spul?” wil ze graag weten.

“O… jeetje, dat komt van onze schoenen denk ik!” antwoordt Lotte en checkt haar schoenen.

“Inderdaad, blauw van die planeet!” bevestigt Timo.

Claire trekt een wenkbrauw op en gaat de vlekken met een vochtige doen te lijf. “Zo! Opgelost! Maken jullie je schoenen buiten even schoon?”

Dat doen ze onder de buitenkraan. Het blauw loopt het stoepje af, het gras is.

Tot hun grote verbazing zien ze aan de grasrand de wormen en kleine slakken omhoog komen. Die zoeken kennelijk een goed heenkomen!

“Kennelijk kennen zij die troep!” suggereert Lotte.

“Dat zal dan wel! Die slakken zijn hier vroeger toch geweest! Kun je nagaan dat die angst al zolang in hun genen zit! Bizar toch!” reageert Janet.

Ze gaan weer naar binnen: “Mam, mogen we wat te eten?”

“Ja, hoor, bak maar een eitje of zo. Ik moet even aan de was!”

Dat doen ze, en er wordt met smaak en in stilte gegeten. Wat een bizar avontuur! Niemand zal het geloven!

Dan zegt Lotte: “Ik ga er een opstel over schrijven, als we een vrij onderwerp krijgen!”

Reacties

Populaire posts van deze blog