Hoofdstuk 6

Koud!

 

Zo aan het begin van de schoolvakantie, is het als in veel gezinnen met middelbare scholieren. Er moet vorstelijk uitgeslapen worden na lang opblijven de avond ervoor. Dat is bij het gezin De Graaf natuurlijk ook zo. Maar daar is het na die enerverende maandag toch even anders gelopen. Timo is wel laat naar bed gegaan, nog even een film gekeken, maar hij heeft de slaap niet kunnen vatten. Steeds maar dacht hij aan wat hij die dag ervoor allemaal had meegemaakt. Die bijzondere bank van Janet; het vreemde reizen door de tijd en de ontmoeting met zijn oma. Hij lag er lang wakker van. Af en toe schoot het ook wel door hem heen, dat Willemijn zo bezorgd om hem was geweest. Die omhelzing en die kus op zijn wang! Wat een lieve meid, zeg!

Ook dacht hij na over waar hij weleens een kijkje zou willen nemen. In het verleden, dan!  Hij bedacht om Janet de volgende ochtend een sms-je te sturen. Toen viel hij eindelijk in slaap.

De volgende morgen is Timo pas om halfelf beneden en krijgt zijn ontbijt van zijn moeder. Hij pakt zijn mobiel en ziet dat hij een berichtje had ontvangen van Willemijn. Ze stelt voor om even bij elkaar te komen. Even napraten over gisteren. Halftwee op het Kerkplein, voor de kerk. Dat is OKÉ en Janet zal er ook zijn. Afgesproken!

Voor de kerk staat een bankje waarop Janet als eerste plaatsneemt. Twee minuten later volgt Willemijn, met Timo vlak achter haar.

”Hey, hallo! Hoe gaat het?” vraagt Timo.

“Nou dat kunnen we beter aan jou vragen!” reageert Janet. “Je was gisteren aardig ondersteboven van onze reis. Begrijpelijk hoor, was best confronterend! Toch?”

“Ja, en dat was nog niet alles!” zegt Timo en vertelt over hoe hij aan zijn naam was gekomen.

Janet en Willemijn staan met grote ogen en open mond naar Timo te staren.

“Hè!! Dat is bizar zeg! Dus dan heb jij, ongewild, bepaald dat jij Timo heet! Alleen maar omdat we je oma hebben ontmoet! Ongelooflijk, zeg!” zegt Willemijn.

“Ja, dus begrijpen we nu goed dat we moeten uitkijken, als we ‘OP REIS’ zijn. Voordat we het weten hebben we de toekomst, het NU, veranderd!” legt Janet uit. Ze kijken elkaar aan en knikten begrijpend.

“Uitkijken, dus!”

“Zeker!!” valt iedereen bij.

“Nu we zover zijn, hebben jullie dan zin om ergens heen te reizen. Zoals we weten kunnen we dus overal een kijkje gaan nemen. Misschien om iets beter te gaan begrijpen?” stelt Janet voor. Daar moesten ze alle drie diep over nadenken.

Opeens riep Willemijn, “Hey, ik weet wat. In de voorjaarsvakantie zijn mijn ouders en ik in Borger in Drenthe bij het Hunebed Centrum geweest! Dat was heel interessant! Je kon zien hoe de oermens daar leefde. En het gekke was, dat ik daar toen ’s-nachts van had gedroomd!”

“Huh? Zeker achterna gezeten door een mammoet!” grapt Timo.

“Nou, nee hoor! Ik weet het niet meer precies, maar ik weet wel dat ik het hartstikke koud had! Toen ik wakker werd lag ik helemaal zonder dekbed onder het open raam. Dat was koud!!” vervolgt Willemijn onverstoord.

“En wil je daar dan nu naartoe, naar de ijstijd?” vraagt Timo verbaasd.

“Nou, ja, eventjes kijken! Dat kan toch geen kwaad? Ik vond het wel heel bijzonder, dat er toen al mensen in Nederland woonden. Ik zou dat wel een beetje in het echt willen meemaken!”

Janet kijkt Willemijn onderzoekend aan. Meent ze dat nu echt? Willemijn kijkt haar aan met een enthousiast gezicht.

“Dat vraagt dan wel om de nodige voorbereiding, denk ik!” zegt Janet.

“Kom, we gaan naar mijn kamer. Dan gaan we daar eens over nadenken en meteen een lijstje maken van wat we nodig zouden kunnen hebben. Bovendien kunnen we dan even aan Huib vragen wat hij er van vindt!”

Zogezegd, zo gedaan. Ze lopen het Kerkplein over naar De Markt. Via de keuken komen ze het huis van Janet binnen. Het lijkt verlaten.

Als ze boven komen horen ze, dat Sjors op zijn kamer is, bezig met muziek. Janet doet zijn deur open

“Hi Sjors, waar zijn pa en ma?”

“Geen idee, misschien even een boodschap doen. Nou, doehoeg, ik wil muziek luisteren.!”

Het drietal verdwijnt naar de overkant. Janet start de laptop op; klikte op de WEC-icoon en al snel verschijnt Huib.

“Zo, zij jullie daar weer?”

“Ja!” zegt Janet “We zijn, danig onder de indruk van wat je ons hebt laten zien. We vroegen ons af, of  we eens konden kijken bij mensen uit de oertijd. En als dat dan kan waar we dan rekening mee moeten houden!”

“O, wow!” antwoordt Huib. “Daar zeg je me zo wat! Wat je vraagt moet alleen wel een stuk specifieker. Als je een jaartal weet en een plek waar je naar toe wil, dan kun je dat in de werkbalk invoeren. Je moet dus wel even ‘research’ doen! Oké?”

“Oké, dat gaan we doen, maar moeten we nog ergens anders rekening mee houden; kleding bijvoorbeeld, of eten en drinken?”

“Dat hangt er helemaal vanaf. Voor Zuid Frankrijk heb je geen specifieke kleding nodig, daar is het warm zat, denk ik. Voor noordelijker gelegen gebieden zou ik wel wat warms aantrekken. Eten en drinken? Ben je van plan daar dan lang te blijven? Alles wat je mee wil nemen moet je op of aan lichaam dragen. Weet je dan genoeg?”

“Oké, ja!” zegt Janet. “We gaan er goed over nadenken; we komen er nog op terug, oké?”

“Oké!” antwoordt Huib. “Ik wacht het rustig af!”

Janet klikt vervolgens op “Exit”

Op internet zoeken ze van alles na en maken een lijstje met het jaartal en het land van bestemming. Omdat ze vinden dat ze eigenlijk wel mammoeten willen zien kiezen ze voor de laatste ijstijd. Volgens internet hebben er toen grote groepen moeten rondlopen. Jaartal moet dus ongeveer 12000 jaar geleden worden en land Nederland!

Janet duikt in haar kledingkast en vindt daar voor ieder een warme jas, een ijsmuts voor haarzelf en voor Willemijn, voor Timo had ze zo’n ouderwetse, met nep-bont gevoerde pilotenmuts. Drie sjaals heeft ze ook nog. Alleen schoenen is nog een vraagteken. Ze spreken af dat ze thuis winterschoenen gaan halen en dan zullen ze de volgende dag proberen hun reis te beginnen.

Het is een raar gezicht, als Willemijn en Timo de volgende morgen met zware winterschoenen de keuken bij Janet binnenstappen. Buiten is het 25 graden en de zon schijnt uitbundig. Het is schitterend weer.

“Wat zijn jullie in hemels naam van plan?” wil Claire weten.

“O, we gaan filmpje kijken bij Janet boven!” zegt Timo quasi nonchalant, terwijl Janet de keuken in komt.

Schouderophalend laat Claire het drietal naar boven lopen.

“Voorzichtig op de trap hoor, met die grote schoenen!” roept ze nog. maar ze stampen al naar boven. Boven aangekomen lopen ze Sjors tegen het lijf, die slaperig zijn spelonk uitkomt.

“Huh!?” was het enige wat hij uit kon brengen en strompelt de trappen af.

Inde meidenkamer neemt Willemijn plaats op de bank en Timo gaat in de schommelstoel zitten. Janet heeft ’s-morgens vroeg al wat eten en drinken klaar gemaakt en maar boven gesmokkeld. Timo en Willemijn hebben dat thuis ook al voorbereid. Alles zit in schoudertassen.

“Timo heb jij een aansteker bij je?” vraagt Janet. “Nee, sorry! Wel een zakmes!”

“Ik heb ook geen aansteker!” zegt Willemijn. Janet sluipt daarop haar kamer uit naar die van Sjors. Ze weet dat hij er één in zijn bureaula had liggen. Die haalt ze op. In zijn kamer ziet ze ook nog een verrekijker staan. “Die kunnen we ook wel gebruiken!” en neemt die ook mee.

Ze kleden zich aan, jassen aan, mutsen op en sjaals om, en gaan naast elkaar op de bank zitten. Eigenlijk is het geen gezicht, zo midden in de zomer.

Janet neemt haar laptop op schoot en sluit hem aan op de bank. Snel is Huib er weer.

“Zo! Zo te zien zijn jullie er klaar voor!”  is zijn eerste reactie als hij het drietal zo knus bij elkaar ziet zitten. “Jullie hebben gevonden waar de reis nu naar toe gaat?” vraagt hij. 

“Ja, we blijven in Nederland!” verzekert Janet. “We willen naar het jaar 10.000 voor Christus. We willen mammoeten zien.!” “Prima, ik denk dat je wel iets meer zal zien als jullie daar zijn. Vergeet je mobiel niet, hè! Hou er ook rekening mee, dat jullie wel iets langer in de Wormhole zullen zijn. Er valt heel veel licht in te halen. Om de ruimtetijd te buigen moet je straks langzaam opschuiven naar WS, Oké?”

 “Ja, begrepen! Mobiel zit in mijn schoudertas!” zegt Janet.

Ze voert de gegevens in. -12.000, bestemming Nederland.

“Oké! we zijn er klaar voor!”

“Prima, klik dan nu op ‘GO’!”

Als ze dat doet volgt het inmiddels bekende patroon. De draaiende spiraal en de gele bubbel verschijnen weer. Heel snel omsluit de spiraal de bank met bubbel en wordt een snel draaiende tunnel van blauw flikkerend licht. Timo wil eens kijken hoelang ze nu onderweg zouden zijn en kijkt op zijn horloge. Hij schrikt hevig als hij ziet dat de wijzers van zijn horloge eigenlijk niet meer te zien zijn, zo snel draaien ze. Maar ze draaien in de andere richting! Dat is bizar en logisch tegelijk. Ze gaan immers terug in de tijd.

Als Janet de schuif in de werkbalk langzaam van LS naar WS schuift gaat alles weer heel anders.  Alles wordt zwart om hen heen. slechts het licht van het laptopscherm straalt een beetje op de gezichten van het drietal. Ze kijken elkaar wat angstig aan. Huib heeft dat in de gaten.

“Wees maar niet bang hoor! We gaan nu zo snel door het wormgat, dat buiten de bubbel niets meer zichtbaar is! Geduld, nog een minuutje of zo!”

Inderdaad heel even later verschijnt het blauwe licht weer en een ogenblik later zitten ze onder een helder blauwe hemel aan de rand van een berkenbos in de sneeuw. Ze knijpen even hun ogen dicht om aan het felle licht te wennen.

Willemijn komt het eerst tot besef en stapt op van de bank.

“Gek hè; zo zit je in je kamer in de zomer zon en een moment later sta je op de noordpool! Bizar!”

“Niet de Noordpool, maar Nederland!”  zegt Janet terwijl ze ook opstaat en om zich heen kijkt.

Timo staat ook op en begint door de enkelhoge sneeuw te rennen. “Leuk man! Van de winter hebben we helemaal geen sneeuw gehad! Cool!!”  gilt hij al dansend.

Daar zijn ze dan. Om zich heen kijkend ontdekken ze alleen maar een bosrand achter hen en een sneeuwvlakte voor hen. Geen enkele aanknopingspunt. “Waar zijn we?” vragen ze zich af.

“En wat is het vreselijk koud, hier!” wil Willemijn kwijt, terwijl ze haar jas dicht doet en haar sjaal nog een keer om haar nek draait.

“Oké, wat gaan we doen? Er is in geen velden of wegen een levende ziel te bekennen. Dus we moet op zoek gaan!“  zegt Janet. 

“Oké, vind ik ook!” beaamt Timo. “Het lijkt me niet verstandig om die sneeuwvlakte op te gaan. Zullen we het bos in gaan? Misschien zien we sporen of zo iets!” vervolgt hij.

De meiden zijn dat met hem eens. Timo gaat voorop, de meiden volgen, het bos in. Tussen de kale bomen is de sneeuw even diep als aan de rand. Het loopt dus wat zwaar, omdat bij elke stap die ze zetten de bovenlaag van de sneeuw, die ijs leek, breekt. Zo lopen ze in de ganzen pas tussen de berken door. Timo voorop, daarachter Willemijn en Janet als laatste. Het enige wat ze zien is berkenstammen en sneeuw.

“Jammer, zonnebril vergeten!” denkt Willemijn.

Ze horen alleen hun eigen voetstappen en gehijg van het zware lopen.

Plotseling staat Timo stil.

“Hoor, horen jullie dat?”

“Wat dan?” vraagt Willemijn.

“Nou, ik hoor gebonk, heel in de verte!”

“Ja hoor, gebonk! Nou ik hoor helemaal niets! Kom we gaan verder!” zegt Janet. Ze lopen door. Na een minuut of tien staat Timo weer stil.

“Hoor je weer wat?” vraagt Willemijn. 

“Ja, eh.. nee, ik zie wat! Kijk daar we komen uit op een open plek! Oh, en nu hoor ik zeker dat gebonk!”

De meiden kunnen er nu ook niet meer omheen. Bovendien wordt het gebonk steeds luider en het bonken gaat steeds sneller. Dan horen ze, tot hun stomme verbazing, schreeuwen, menselijke schreeuwen! Ze kijken elkaar angstig aan.

“Duiken!” roept Timo en laat zich op zijn buik vallen.

De meiden volgen zijn voorbeeld onmiddellijk. Wat ze dan te zien krijgen is echt niet te geloven. Terwijl ze daar in de sneeuw liggen, horen ze, ongeveer 50 meter rechts van hen, een hoop gekraak en luid gesnuif. Bomen worden geveld en de sneeuw stuift hoog op. Er komt iets geweldigs aan rennen.

In al dat tumult rent opeens een levensgrote mammoet de open plek op. Immens groot, wapperende lange bruine haren en enorme gekromde slagtanden. Wild om zich heen kijkend rent het dier door. Het drietal schrikt hevig. Zo snel hebben ze hun wens niet in vervulling zien gaan.

Plotseling blijkt waar dat schreeuwen vandaan kwam. Er komt een zestal mensen, mannen met speren, het bos uit aanrennen, de mammoet achtervolgend. Als het dier in het midden van de open plek is, klinkt er ineens weer een heftig gekraak, gevolgd door een harde dreun en de mammoet is verdwenen.

Het WEC-Team ligt daar stil aan de bosrand gade te slaan wat er allemaal gebeurde. Ze zijn getuige van een mammoet jacht. Een heftig schouwspel! De zes mannen benaderen de kuil waar de mammoet in verdwenen is. Een paar gooien hun speren naar het dier; andere beginnen te graven in de sneeuw vlak naast de kuil. Daar vinden ze grote zware stenen en om de beurt gooien ze die zware stenen op de mammoet. Andere mannen steken met extra lange speren heel vaak in het lichaam van het beest. Luid getrompetter en hevig schoppend vecht het dier tegen de dood. Willemijn doet haar handen voor haar oren en kruipt weg tegen Timo, die naast haar ligt. Ze wil dit niet langer zien of horen.

Janet heeft de verrekijker uit haar schoudertas gepakt en ligt met afschuw te bestuderen wat er allemaal gebeurt.  Af en toe komt de kop van de mammoet boven de kuil uit. De mannen blijven stenen gooien en speren in het dier steken. Het lijkt eindeloos te duren, totdat een heel grote man een heel grote steen hoog boven zijn hoofd houdt en dan met grote kracht laat neerkomen op de kop van de mammoet. Plotselinge stilte! Na enkele seconden gevolgd door hevig gejuich van de mannen. Het dier heeft het begeven. De jacht is geslaagd! Maar het drietal vindt het verschrikkelijk om te hebben gezien.

Plotseling wordt een ander geluid gehoord. Gejuich en gezang vanuit het bos. Vanuit de richting waar de jagers ook zijn gekomen. Al heel snel komt een hele hoop mensen aanrennen; mannen, vrouwen en kinderen. Stuk voor stuk heel erg blij. Aangekomen bij de mannen bij de valkuil, worden ze omhelst en gekust. Het lijkt feest! En dat is het natuurlijk ook!

Het WEC-Team ligt daar aan de rand van het bos, op hun buik in de sneeuw, dit schouwspel gade te slaan. Ze wisselen geen enkel woord, enerzijds van verbazing en anderzijds om niet ontdekt te worden. Ze beseffen alle drie, dat, als die mensen hen ontdekken, er een probleem zal ontstaan. Zij zien er heel anders uit dan die mensen daar. Zij, als kinderen, zijn ongeveer even groot als de volwassenen daar; behalve dan die ene grote sterke man. Die mensen hebben kleding aan, gemaakt van dierhuiden. Een spijkerbroek hebben ze natuurlijk nog nooit gezien. Nee! Ze wilden niet ontdekt worden, dus ze blijven muisstil daar liggen in de vrieskou.

Het is Timo, die als eerste iets begint te fluisteren.

“Het zijn volgens mij ongeveer 50 personen, ik denk een grote familie! Zouden er nog meer komen? Die mammoet heeft genoeg vlees voor wel tweehonderd mensen!”

Willemijn houdt haar wijsvinger voor haar getuite lippen: “Sssst”.

Janet stoot Willemijn aan en wijst. Ze heeft gezien, dat één van de kinderen het bos in is gelopen, gevolgd door nog een stuk of vier. Ze zien dat die kinderen takken uit de sneeuw beginnen te trekken. Hout sprokkelen. Ze zullen vuur gaan maken. Aan de andere kant van de open plek komen plotseling nog meer mensen aan lopen. Die hebben eenvoudige houten sledes bij zich met rendieren ervoor. Op de sledes grote pakketten gewikkeld in huiden. Daar komt de rest van de stam. Ze zien jonge en oudere mensen en heel wat kinderen; bij elkaar ook ongeveer vijftig.

“Ik denk dat ze hier hun kamp gaan maken!” fluistert Janet. De andere twee knikken.

“Hoe komen we hier in Gods naam weer weg?” fluistert Willemijn met angstige ogen.

“We kunnen met mijn mobiel zo naar huis, maar ik wil hier nog wel even naar kijken!” antwoordt Janet.

“Ja, ik ook, maar ik begin het nu toch wel erg koud te krijgen!” reageert Timo.

Willemijn weer:”Ssssssst!” en ze wijst op een meisje dat in hun richting loopt.

Reacties

Populaire posts van deze blog