Hoofdstuk 12

Pech, Pech en nog eens Pech!

 

Bernard de Waal neemt John nog eens van top tot teen op.

“Dus jij kan vliegen, je hebt je brevet?” John knikt.

“Oké, waar heb je dat brevet dan gehaald?” wil Bernard weten.

“O, nou gewoon in Nederland, hoor!” legt John uit.

“Dat zal dan wel in Soesterberg zijn geweest, bij de LVA!” John fronst een beetje en dan bedenkt hij dat de LVA de Luchtvaartafdeling van het leger was voordat het Luchtmacht werd.

“Klopt!” zegt hij quasi nonchalant. “Dus je bent militair?” gaat De Waal verder. 

“Ja, luitenant-vlieger!” bevestigt John en hij liegt er niets van. Hij is per slot nog steeds reserveofficier bij de luchtmacht.

Nu staan de ogen van De Waal ineens heel vriendelijk. Hij beseft dat hij deze man heel goed kan gebruiken op zijn heimelijke tocht naar Nederland.

“Oké, ik neem je aanbod graag aan!” zegt Bernard dan en pakt de hand van John en schud hem uitbundig. Dan komt Janet dichterbij.

“Pap, waar hebben jullie het over?”

“O, we gaan meneer De Waal helpen met de vlucht naar Nederland!” antwoordt John losjes.

Hij wendt zich weer naar Bernard de Waal. “Wanneer vertrekken we?” is de vraag.

“Morgen is het zondag, dan is het overal even rustig. We vertrekken zo vroeg mogelijk!”

“Prima, maar…. waar gaan we dan overnachten?” Janet was daar wel heel benieuwd naar.

“Ik heb de sleutel van dit hek en van het hoofdgebouw. Fokker heeft daar slaapkamers voor ons allemaal!” is het antwoord.

Janet bedenkt dat het toch wel goed is geweest om even een briefje voor Claire achter te laten.

Even later loopt het hele gezelschap het Fokker-terrein op. Eén van de mannen sluit het hek weer achter hen af en met z’n vijven lopen ze naar de hoofdingang. Bernard bestuurt de auto. Hij parkeert hem aan de achterzijde van het gebouw, uit het zicht vanaf de straat. Op een drafje komt hij aan met een grote tas onder zijn arm en doet de deur van het gebouw open. Hij gaat het gezelschap voor. De trap op naar de bovenste verdieping. Daar vinden ze de slaapplekken. Eén éénpersoonskamer, ééntje voor twee personen en één als slaapzaal voor zes man. Ook is er een soort van badkamer, heel eenvoudig, en een apart toilet. Op de overloop tussen de verschillende kamers staat een tafel met acht stoelen er omheen. Bernard zet met een klap de grote tas op tafel.

“Kijk mensen!” zegt hij. “Hier hebben we onze avondmaaltijd en het ontbijt voor morgenochtend! Ik had gerekend op vier personen, maar dat moeten we dus nu delen door zes!” zegt hij met een lachend gezicht.

Janet doet de tas open en er komt een vracht aan brood en allerlei beleg uit tevoorschijn. Broodplank, wat messen, een kaasschaaf en een bonk kaas en verschillende vleeswaren. Terwijl Bernard de kachel aansteekt, die in de hoek van de overloop staat, dekt Janet de tafel verder. De kachel is snel op temperatuur, waardoor al snel water op gezet kan worden voor koffie en thee.

Na het eten gaan John en Bernard even naar buiten. Ze lopen naar de andere kant van het terrein, waar de hangars en productiehallen staan.

“Kijk!” zegt Bernard. “Ik heb met Platz afgesproken, dat hij deze schuifdeur niet op slot zou doen!” en hij probeert de grote schuifdeur open te doen. Het lukt hem niet in zijn ééntje, dus John helpt duwen. De enorme deur begint langzaam te rollen en als hij een metertje openstaat kunnen ze naar binnen. Daar staat, vlak achter de deur, een groot vliegtuig. Aan de bovenkant voorzien van één enorme houten vleugel en aan de voorkant natuurlijk een propeller. In verticale stand kan je daar gemakkelijk bij.

“Die propeller moeten we morgenochtend een slinger geven, zodat het motor start!” legt Bernard uit.

De cockpit is eigenlijk een open ruimte met een ruitje ervoor. Achter de cockpit is de  gesloten cabine voor 4 personen. Twee bankjes. De passagiers zullen met de knieën tegen elkaar zitten. Bernard laat alles aan John zien. Ook klimmen ze in de cockpit, waar John uitleg krijgt over de instrumenten en de besturing. John verbaast zich over de eenvoud, zeker vergeleken met wat hij gewend is in die moderne straalvliegtuigen van de 21e eeuw. Maar daar zegt hij maar niets over.

“Vanavond zullen de medewerkers het vliegtuig helemaal in gereedheid brengen, zodat we morgenochtend heel vroeg kunnen vertrekken. Het is dan zondag, dus dan zullen we niet snel in de gaten lopen!” legt Bernard uit.

Ze klimmen weer naar beneden en sluiten de grote schuifdeur. Het enorme vliegtuig in het donker achterlatend.

Bernard en John gaan samen aan tafel onder een lamp zitten . Een landkaart wordt uitgespreid. Samen bekijken ze wat de beste route zou zijn. Het lijkt ze het beste om een beetje langs de noordkust van Duitsland te vliegen, vervolgens Nederland in Groningen binnen te gaan, vervolgens via Friesland en Noord-Holland naar Amsterdam.

“Ja, dan kunnen we tegen het eind van de middag in Amsterdam zijn, ten minste op het militaire veld bij het fort ‘Schiphol’ .” bevestigt Bernard.

John knikt begrijpend. Hij heeft er enorm zin in. Dan beseft hij, dat hij voor die open cockpit wel erg schaars gekleed is. Janet kan natuurlijk in de gesloten cabine, maar hij zit gewoon in de open lucht.

“Dat los ik wel op! Kijk daar in die kast daar hangen leren jassen en er liggen caps met stofbrillen. Gebruik die maar!” Bernard is kennelijk niet voor één gat te vangen.

Het wordt laat en het gezelschap gaat naar hun verschillende slaapvertrekken.

Als ze in hun tweepersoons kamer zijn vraagt Janet:         ”Pap, zie jij het wel zitten, vliegen met dat vliegtuig. Het is toch heel oud? Kan jij dat wel, denk je?”

“Ach lieverd, het vliegtuig is splinternieuw en het is getest, dus ik maak me daar niet zoveel zorgen over, hoor! En die Bernard is een heel kundige man, hij is de baas van de Fokker Vliegschool! Die weet wel van wanten!”

“Wie gaan er allemaal mee?” wil Janet weten.

“Allen jij en ik, en Bernard natuurlijk! Jij mag in een aparte cabine zitten, met raampjes zodat je fijn naar buiten kan kijken. Ik zal in de cockpit zitten samen met Bernard.”

“O, oké, vind je het niet spannend pap?”

“Ja, een beetje wel! Maar ik vind het vooral heel erg leuk en interessant. Wat zullen de collega’s in de Crew Lounge opkijken als ik ze vertel dat ik een F2 heb gevlogen!”    

“O , maar pap, daar kan je echt niets over zeggen hoor; ze zullen het niet begrijpen en ze zullen je alleen maar uitlachen!”

“O, denk je? Misschien heb je wel gelijk. Ik zal het maar voor me houden. Ik ben overigens wel helemaal overtuigd van de werking van jouw WEC. Wat een geweldige uitvinding van die Huib. Daar kan je nog heel veel plezier van beleven!”

“Ja, dat denk ik ook wel. Als Lotte straks terug is van vakantie en ik haar vertel, wat we er allemaal al mee beleefd hebben, zal ze het niet kunnen geloven!”

De volgende morgen wordt Janet als eerste wakker, ze hoort gestommel en gerinkel op de overloop. Ze springt uit bed en ziet dat Bernard al bezig is het ontbijt voor te bereiden. Ze wassen zich provisorisch in het badkamertje en gaan aan tafel. Janet maakt ook een lunchpakket voor de reisgenoten. De arbeiders gaan straks gewoon naar huis, als het vliegtuig is vertrokken en ze de boel weer hebben afgesloten.

Na het ontbijt, als alles weer is opgeruimd, gaat het hele gezelschap naar de hangar aan het eind van het terrein. De arbeiders schuiven de hangardeuren open en dan ziet Janet voor het eerst het vliegtuig. De schrik slaat haar om het hart.

“Wat een ouderwets vliegtuig!” roept ze verbaasd uit. Bernard de Waal kijkt verstoord om.

“Hoe zo! Dit is de eerste van dit type dat ooit is gebouwd; eigenlijk nog een prototype!” reageert hij, ietwat verbolgen.

Dan realiseert Janet zich weer, het is 1920! Dit vliegtuig is heel modern, voor deze tijd!

“O, ja, sorry!” zegt ze zachtjes en klimt met een keukentrapje aan boord, het cabinetje in. Het valt haar wel op, dat het netjes is afgewerkt. Zelfs behang op de muren, constateert ze glimlachend.

Dan klimmen Bernard en John in de cockpit, met hun dikke jassen aan en hun caps met stofbril op hun hoofd. Buiten roept een man: “KONTAKT!”

Bernard draait een knop om en steekt zijn duim omhoog naar buiten. Dan pakken twee mannen één van de bladen van de propeller vast. Ze zetten zich schrap en geven vervolgens een flinke slinger aan de propeller. De motor kucht! Verder niets. Nogmaals een slinger. Weer kucht de motor, verder niets! Nog een keer! En dan slaat de motor aan! Een dikke walm uitlaatgassen springt omhoog van de rechtopstaande uitlaat, die zelfs boven het vliegtuig uitsteekt.

Bernard geeft extra gas, de motor gaat tekeer. Hij brult! Dan trekken de arbeiders de houten blokken voor de wielen weg en langzaam rolt het vliegtuig naar buiten. Recht voor de hangaar is een lange strip gras, de startbaan. Bernard geeft nu vol gas en met brullende motor gaat het steeds sneller en sneller en binnen enkele tientallen meters is het vliegtuig los van de grond. Ze vliegen!

Janet kijkt naar buiten. De vroege zondagmorgen levert een mooi uitzicht. De nog laagstaande zon in de rug maakt nog lange schaduwen op de grond.  Ze ziet alleen maar koeien en schapen beneden, de mensen zijn nog niet van plan zich te laten zien. Het is zes uur en ze zijn op weg naar Nederland.

John zit  met de landkaart op schoot, kijkt naar buiten en herkent dat ze op de goede weg zijn. Op het kompas in de cockpit ziet John dat ze in noordwestelijke richting vliegen. Geheel volgens plan. Straks zullen ze ten zuiden van Hamburg in de richting van Bremen vliegen. Bremen  aan de noordkant voorbij en dan richting Groningen, dan Leeuwarden. Via Stavoren en Enkhuizen naar het zuiden op Amsterdam aan. Ten zuiden van Amsterdam is het einddoel: Schiphol. Dat is het plan!  John, tevreden met de koers, steekt zijn duim op naar Bernard, ten teken dat alles oké is!                                                                           Door het oorverdovende lawaai van de motor is andere communicatie onmogelijk! Bernard knikt begrijpend.

Janet zit voor het raampje naar buiten te kijken. Omdat het een hoogdekker is kan ze goed volgen waar ze vliegen. Landerijen, boerderijen, vee. Alles in serene rust, afgezien dan van het verschrikkelijk harde motor geluid.

Plotseling valt er stilte! Janet kijkt verschrikt op. Ze vliegen nog, zeker op een paar honderd meter hoogte. Die stilte is onheilspellend!

Voor, in de cockpit, kijken de twee mannen elkaar ook verschrikt aan. Bernard haalt zijn schouders op. De motor is stil gevallen en de propeller staat roerloos.

John kijkt een beetje benauwd. Voordeel is wel, dat je elkaar nu weer kan horen.

“Geen paniek, hoor!” schreeuwt Bernard, boven het windgeruis uit. “Dit kan gebeuren! We gaan in een glijvlucht naar beneden en proberen dan daar, voor ons in dat weiland daar, te gaan landen. Oké?”

“OK, prima!” reageert John. Hij kijkt naar voren en probeert te ontdekken of het veilig genoeg is om te gaan landen; of er geen obstakels zijn. Bomen, schuren of hekken zijn gevaarlijk en zullen het vliegtuig beschadigen.

Voortdurend corrigerend manoeuvreert Bernard het vliegtuig langzaam naar beneden. Het gaat allemaal heel beheerst. Toch is het contact met de grond wel een beetje ruw, maar het gaat allemaal goed. Langzaam rolt het vliegtuig door de wei en komt na zo’n honderd meter tot stilstand.

John realiseert zich dat er, buiten het gebrek aan een startmotor, ook nog geen remmen zitten op dit type vliegtuigen.

Janet gooit de deur open, terwijl John en Bernard naar beneden klimmen.

“Wat is er aan de hand?” wil ze weten.

“Ach, de motor is stil gevallen!” zegt John, in een poging geruststellend over te komen.

“Is ie stuk? Hoe moeten we dan verder? Moet ik iets doen?”

“Nee, hoor, blijf jij maar in die cabine! Wij gaan proberen de motor weer aan de praat te krijgen!”

John loopt daarbij samen met Bernard naar de voorkant van het vliegtuig, onderwijl een vlugge inspectie uitvoerend.

“Heb je het contact nog aan staan?” vraagt John.

”Ja, slingeren maar!” roept Bernard.

Samen geven ze een enorme slinger aan de propeller. Een beetje gepruttel, verder niets.

“Nog een keer!” brult Bernard.

Weer een beetje gepruttel. Janet zit met haar handen gevouwen heel gespannen te luisteren. De knokkels van haar handen zijn er wit van.

“O, ik hoop maar dat het lukt!!” zegt ze in zichzelf.

“Nog een keer!!” schreeuwt John nu.

Weer een beetje gekuch, maar dan slaat de motor weer aan. Direct begint het vliegtuig te rijden. Als razenden klimmen de mannen naar boven, waarbij ze behoorlijk gehinderd worden door hun lange, zware, leren jassen.

Op tijd zitten ze echter op hun plaats, Bernard geeft dan vol gas, er is nog genoeg weiland over om als startbaan te dienen, Binnen enkele ogenblikken vliegen ze weer. Langzaam klimt het vliegtuig naar zo’n tweehonderd meter. Hoger durft Bernard nu even niet. Na een kwartiertje is Janet weer een beetje tot kalmte gekomen en kijkt weer naar buiten. Daar ziet ze dat ze een grote havenplaats voorbij gaan.

“Dat zal dan Hamburg zijn!” denkt ze.

Kennelijk heeft Bernard weer wat meer vertrouwen gekregen in zijn vliegtuig en brengt het tot wat grotere hoogte, zo’n vijfhonderd meter. Op naar Bremen.

John volgt de route op de kaart en steekt weer zijn duim op

“Alles OK!”

Ze passeren Bremen aan de noordkant en dan nu verder naar Nederland, richting Groningen.

Als ze Bremen zo’n tien minuten achter zich hebben, wordt het weer stil. Weer is de motor stilgevallen. Weer kijken de mannen elkaar verschrikt aan. En weer zet Bernard het vliegtuig veilig in een weiland aan de grond.

 De mannen klimmen naar buiten en zien het angstige gezicht van Janet voor het raampje van de deur van de cabine.

Ze gooit het deurtje open “Wat nu weer?” gilt Janet, terwijl ze naar  beneden klimt.

“Geen idee hoor, misschien de koeling, of de olie? Ik zal eens even kijken!”

Het motorcompartiment staat echter te hoog van de grond; ze kunnen er onmogelijk bij, zonder trapje.

“Misschien is hij gewoon een beetje te warm geworden” suggereert John.

“Ja, mogelijk!” antwoord Bernard.

“Laten we dan maar even wachten tot hij een beetje is afgekoeld.”

En zo slenteren ze wat om het vliegtuig heen, door de bedauwde wei.

“O, jee, hommeles!” zegt Bernard ineens.

Over het landweggetje langs het weiland naderen twee individuen op fietsen. Als die dichterbij komen, ziet Bernard als eerste, dat het twee politiemannen zijn.

”O, nee hè, politie! Daar zit ik nou echt niet op te wachten!”

Enkele ogenblikken later staan de twee politieagenten bij het vliegtuig. Onderzoekend nemen ze het gezelschap op; vooral zijn ze verbaasd over het wel heel apart geklede meisje. Dan willen ze weten wat de reden is van hun stop in het weiland.

“Motorschaden!”[1] zegt Bernard kort maar krachtig.

“Wass ist euer Ziel?”[2]

 “Wir fliegen nach Amsterdam!”[3] antwoordt John.

Bernard kijkt hem verschrikt en kwaad aan.  Dan beseft John dat hij het geheim verraden heeft.

“Ja, aber, dass ist verboten!”[4] brult de ene politieman.

Hij instrueert de andere agent om op het gezelschap te passen, terwijl hij assistentie gaat halen.

“Sie sind allen festgenommen worden!”[5] roept hij nog, terwijl hij zijn fiets omkeert en verdwijnt.

De andere agent staat een beetje bedremmeld te draaien.

“Sie können doch nicht ein kleines Mädchen festnehmen, sie ist kaum zwölf !”[6] probeert John. 

Dan neemt Bernard de politieagent even apart. Hij spreekt indringend op hem in en neemt daar ook goed de tijd voor. Na een minuut of tien keert hij zich tot John.

“Ik heb hem zover. Hij wil ons helpen om weer op te starten. Hij is het met zijn collega helemaal niet eens. Als het lukt, zal hij zeggen dat we ontsnapt zijn.!”

John en Janet kijken de agent met blije gezichten aan.

Janet klimt weer de cabine in, de piloten klimmen weer in de cockpit en de agent geeft een stevige slinger aan de propeller. Tot ieders verbazing slaat de motor in één keer goed aan.

Binnen enkele ogenblikken verlaten ze het weiland en zijn ze snel op veilig hoogte. Kennelijk was de motor toch een beetje te warm geworden. Met tegenwind moet hij toch harder werken. Nu op naar Nederland.

Dat gaat allemaal voorspoedig. John ziet dat ze de grens over gaan bij Nieuweschans, dan onder Groningen door. Op naar Leeuwarden.

Na verloop van tijd wijst John recht vooruit, daar ontwaart hij een grote stad. Dat zal  Leeuwarden moeten zijn. Bernard knikt begrijpend, terwijl hij een boterham uit zijn tas pakt. Hij neemt er een hap van en geniet al kauwend van de heerlijke kaas. Dan verslikt hij zich bijna; de motor!

Weer staat de propeller onbeweeglijk. Slechts het geruis van de wind is hoorbaar!  Met enige wanhoop in de ogen kijkt hij naar John.

“Het is wel een vlucht met hindernissen!” schreeuwt John. 

Weer daalt het vliegtuig langzaam; Bernard probeert hem weer veilig, zonder brokken, aan de grond te zetten. Hij mikt weer op een weiland, dat groot genoeg moet zijn om te landen, maar ook groot genoeg om weer op te stijgen. Dat is in Friesland toch anders dan in Duitsland. Maar toch komen ze veilig aan de grond.

Tijdens het uitrollen pakt het vliegtuig toch een hekje. Het onderstel wordt daarbij behoorlijk beschadigd. Wanneer ze stilstaan en iedereen is uitgestapt, komen Bernard en John al snel tot de conclusie, dat verder vliegen niet zal gaan.

“We zijn gelukkig nu in Nederland, we hebben van de politie niets meer te vrezen!” zegt Bernard.

“Ik ga zo naar dat dorp daar en zal daar proberen met mijn baas contact te leggen. We zullen een plan moeten maken om hiervandaan naar Amsterdam te komen.” vervolgt hij en zonder verder gedag te zeggen, begint hij te lopen in de richting van een hek. Hij klimt er overheen en wandelt rustig richting dorp: Surhuisterveen!

“Hé pap, moeten wij niet naar huis?” vraagt Janet.

John kijkt haar enigszins verbaasd aan.

“En dat vliegtuig dan? Dat kunnen we toch niet onbeheerd hier laten staan?”

“Ach, dat vliegtuig gaat nergens heen hoor! Bovendien denk ik dat mam wel erg ongerust aan het worden is!” reageert Janet.

“Misschien heb je wel gelijk, maar hoe komen we dan weer terug in onze tijd? De bank en je laptop zijn hier niet!”

Dan tovert Janet haar mobiel uit haar achterzak.

“Kijk, hiermee” zegt ze en swipet naar beneden, waarna Huib zichtbaar wordt. John kijkt verbaasd.

“Hallo mensen, gaat alles naar wens?” vraagt Huib.

“Ja, hoor, maar we gaan nu toch maar terug!” vertelt John.

“Oké, Janet, dan weet je wat je moet doen! Hebben jullie van je reis genoten?”

“Nou, niet helemaal, het was vandaag toch wel een reis met hindernissen. Pech op pech!” antwoordt Janet met een beetje zuur gezicht.

“Maar het was heel leerzaam; ik heb er heel erg van genoten!” vult John aan.

En dan drukt Janet op ‘HOME’

Enkele ogenblikken later zitten ze samen op de bank in de kamer van Janet.

John kijkt wat verwonderd om zich heen en zegt:” Mijn hemel, ik moet er wel even van bijkomen hoor! Dankjewel lieverd, ik heb hier heel erg veel van genoten en geleerd! Ik ben ook erg onder de indruk van deze revolutionaire uitvinding van Huib. Dat schept ongekende mogelijkheden voor je!” 

“Hoe bedoel je pap?”

“Nou, over alles wat je op school leert, of waar je vragen over hebt, kun je met deze uitvinding heel diep onderzoeken! Je kan alles ‘live’ meemaken. Geweldig!”

Dan staat John op, loopt de kamer uit en gaat naar beneden.

Onderaan de trap staat Claire, met haar armen in haar zij.

“Zo, waar hebben jullie gezeten? Ja, ik heb dat briefje wel gevonden, maar ik ben toch wel danig ongerust geworden, toen jullie er vanmorgen nog niet waren!”

 John pakt zijn vrouw stevig beet en druk een kus op haar wang.

“We zijn even in Duitsland geweest, honderd jaar geleden. We hebben in een Fokker F2 gevlogen. Geweldig!” 

Claire kijkt hem, een beetje verontwaardigd, aan.

“Ja, dat zal wel!”

Aan de keukentafel doen ze verslag van de afgelopen dagen.

“O, o, o ach, ach, herenmijntijd. Ach hemeltje wat een pech, allemaal! Nou ik ben blij dat jullie weer heelhuids thuis zijn. Het had heel anders kunnen aflopen!” jammerde Claire.

Zowel Janet als John beseffen dat Claire wel een beetje gelijk heeft.

 

De volgende dag gaat zo tegen half elf de deurbel. Janet doet open en kijkt in het blijde gezicht van Lotte.

“Hééé, ben je alweer terug?” gilt Janet.

Een spontane omhelzing volgt.

“Ja, meid, we waren maar tien dagen weg, maar het is wel heel erg leuk en gezellig geweest! En wat heb jij allemaal uitgespookt in die tussen tijd?”

“Dat ga ik je zo direct allemaal vertellen! Kom eerst maar eens binnen!” Janet trekt Lotte over de drempel en roept naar de keuken.

“Mam, Lotte is er hoor! We gaan naar mijn kamer!” Geen antwoord! Ze rennen de trappen op naar boven en daar, op haar bank, vertelt Janet alle verhalen over de avonturen met de WEC.

Lotte is sterk onder de indruk. Samen maken ze de afspraak om nog heel veel met de WEC te gaan onderzoeken. Straks, na de vakantie, komen ze, Lotte, Willemijn en Timo, in klas Havo2. Dat zal allerlei nieuwe lesstof opleveren. Huib zal hen daarbij zeker van dienst kunnen zijn. Ze kijken er nu al naar uit.



[1] “Motorpech”

[2] “Wat is jullie bestemming?”

[3] “We vliegen naar Amsterdam!”

[4] “Ja, maar dat is verboden!”

[5] “U bent allemaal gearresteerd!”

[6] “U kunt toch niet een klein meisje arresteren, ze is net twaalf!”

Reacties

Populaire posts van deze blog