Hoofdstuk 11

John!

 

Artikel inDE STREEK, VANDAAG’:

Van één onzer verslaggevers.

“ Afgelopen woensdag is bij rioleringswerkzaamheden nabij Hoogwoud een bizarre vondst gedaan. Op een diepte van ongeveer 9 meter is een  houten constructie gevonden, die nog redelijk intact bleek te zijn. Volgens onmiddellijk gealarmeerde archeologen betrof het een goed geconserveerde grafheuvel uit de periode vlak na de laatste ijstijd, ongeveer 12.000 jaar geleden. Binnen de constructie zijn menselijke resten aangetroffen. Langs de wand van de grafkamer werd een slagtand van een mammoet aangetroffen, benevens diverse stenen voorwerpen als messen speerpunten en bijlen.  Op zich niet zo’n opmerkelijke vondst, maar het meest bizarre was toch wel dat tussen de menselijke resten een metalen voorwerp werd aantroffen. Metaal was in die tijd nog helemaal niet bekend. Het voorwerp is direct naar het oudheidkundig-laboratorium in Leiden gebracht. De onderzoekers  stonden perplex, toen uitkwam dat het resten van een VERREKIJKER betrof. Diverse geleerden hebben zich gebogen over deze vondst. Vooralsnog hebben ze geen verklaring kunnen geven hoe dit voorwerp tussen de gevonden beenderen terecht is gekomen. Verrekijkers als deze werden pas in de twintigste eeuw geproduceerd. Het blijft een heel groot vraagteken. Nader onderzoek zal volgen.”

John, net thuis vanuit Hongkong, zit aan de keukentafel tijdens het ontbijt het krantje te lezen.

“Nou, ja!” roept hij. “Dit is toch ook weer zo’n raar bericht. 1 April is toch allang geweest, maar ze proberen ons toch weer iets op de mouw te spelden. Wie gelooft dat nou?”

“Wat is er dan? “ vraagt Janet.

“Nou, hahaha” lacht John. “Ze zeggen hier, dat ze resten van een verrekijker hebben gevonden, hahahaha!” lacht John verder.

“Nou, dat is toch niet zo gek?” merkt Claire op en neemt een slok thee.

“Nee, maar ze vonden het zogenaamd in een grafheuvel van 12.000 jaar oud, hahahaha!?”

Janet krijgt een kleur en kijkt ongerust naar Claire, in de hoop dat ze niets gaat vertellen over hun avonturen. Maar die hoop wordt de grond in geslagen als Claire zegt: “John, we moeten je iets vertellen!”

De spanning stijgt Janet naar het hoofd.

“O, nou, vertel op!” zegt John.

Claire en Janet  vertellen het hele verhaal! Van de eerste tot en met de laatste reis. John zit met stijgende verbazing te luisteren. Zijn ogen staan vol ongeloof. Een onvermijdelijk sceptische reactie is het vervolg.

 “Kijk, ik heb heel veel gezien in mijnleven als piloot, maar nu heb ik toch de neiging om te geloven, dat jullie me voor de gek willen houden!”

“Nee, hoor pa! Het is allemaal echt waar!” Sjors komt met een slaperig hoofd de keuken in.

“Ach, ga dat maar in De Rijp vertellen, Dat gelooft toch helemaal niemand? Tijdreizen is echt iets uit de uit de Science Fiction wereld! Dat kan echt niet waar zijn, hoor!”

“Nou, Pa wij hebben het alle drie al meegemaakt! Dus….eh, wanneer ga jij?” reageert Sjors.’

“ Ach, jullie proberen me er echt in te laten trappen. Denken jullie nou echt, dat ik me daarvoor leen?”

“Nou, pa, dan zit er niets anders op, dan dat je het zelf ook maar eens mee moet gaan maken!” fluistert Janet in Johns oor.

John kijkt haar verbaasd en ietwat verschrikt aan.

“Ja, kom nou zeg! Je denkt toch niet dat ik van lotje getikt ben? Waar zie je me voor aan? Zo meteen ga je me nog vertellen, dat je naar de maan kan!”

“Dat kan inderdaad!” reageert Janet droogjes.

“Kom maar eens mee naar boven, dat kan je het zelf meemaken!”

John kijkt een beetje vertwijfeld om zich heen. Hij ziet de gezichten van Claire en Sjors en concludeert dat er niet veel anders opzit dan Janet te volgen. Hij staat op en gaat met Janet naar boven; Claire volgt hen op de voet.

“Veel plezier pa!” roept Sjors met de nodige ironie in zijn stem.

Als ze haar kamer inlopen zegt Janet: “Ga maar op de bank zitten pap, in het midden graag. En bedenk even waar je een kijkje zou willen nemen!”

John gaat zitten, Claire naast hem. Janet komt met haar laptop ook naast hem zitten.

“Wel een beetje een koddig gezicht zo, met z’n drietjes op een rijtje!” zegt John. Hij gelooft er nog steeds niet veel van.

“Heb je al een idee?” vraagt Janet. John kijkt haar glimlachend aan.

“Nou, naar de maan doen we wel een andere keer, toch? Daar is het zo slecht ademen, heb ik begrepen!”

“Wel goed voor je gewicht hoor John; je weegt daar maar één zesde van wat je hier weegt. Je wilde toch afvallen?” plaagt Claire.

“Hahaha, nee laat dat maar even!” lacht John.

“Ik heb wel een idee, De KLM is dit 100 jaar geleden begonnen met vliegen, misschien kunnen we de eerste passagiersvlucht gaan meemaken!” vervolgt hij.

“Oké, ik zal het proberen voor elkaar te krijgen!” antwoordt Janet en ze start direct haar laptop op.

Ze klikt op WEC en daar verschijnt Huib met het draaiende zandlopertje voor zijn borst. John zit met belangstelling te kijken; hij wacht rustig af wat er nu zal volgen. Als hij het instrumenten paneel ziet zegt hij: “O, het is een vluchtsimulator; het lijkt wel de cockpit van een lesvliegtuigje! Wel knap gemaakt hoor! Ik heb ook zoiets op mijn computer!” Niemand reageert.

Dan verschijnt Huib.

“Goedemorgen Janet!”

Nu zet John grote ogen op. Dit verrast hem behoorlijk.

“Hallo Claire, ben je een beetje bekomen van je schokkende ontdekking?”

John kijkt met grote ogen naar Claire en weer terug naar Huib.

“Goedemorgen meneer, U zal de man des huizes zijn, neem ik aan! Mijn naam is Huib, Huib van Hoorn, aangenaam!”

Met een verbaasd hoofd reageert John wat traag.

“Eh…. Ja, goedemorgen ik ben John, John Trip. De vader van Janet.”

Het duizelt John, wat gebeurt hier? Is het dan gewoon waar, wat zijn vrouw en kinderen hem hebben verteld?

 “U kijkt behoorlijk verbaasd! Ik neem aan, dat de dames U hebben ingelicht over de WEC. U lijkt me toch nog wat sceptisch?!”

“Ja ik kan er met mijn pet niet zo bij; hoe kan dit allemaal?” antwoordt John.

Dan legt Huib even uit hoe zijn systeem is ontstaan en hoe het zo’n beetje werkt. En dan vraagt hij hoe hij het John kan demonstreren. “

Waar zou je eens willen kijken, John?”

Janet neemt het woord: “Mijn vader is piloot en zou graag eens willen kijken bij de eerste passagiersvlucht in 1920!”

“O, wauw, ja dat is wel leuke zoekopdracht. Ik ga kijken wat ik zoal tegenkom! Ik vindt het zeker leuk om een vakbroeder tegen te komen. Ben immers marine-vlieger geweest! ” antwoordt Huib met een blij gezicht.

Nu is John helemaal alert, een marine-vlieger! “Ik ga op zoek, ik kom er zo direct op terug!” zegt Huib en valt direct stil met zijn draaiende zandlopertje voor zijn borst.

Het drietal zit stil op de bank. John kijkt een beetje vertwijfeld om zich heen. Hij kan het nog steeds niet echt geloven, maar zegt er maar niets over. Claire en Janet wachten geduldig op wat komen gaat; ze zitten een beetje om zich heen te kijken.

Dan verschijnt Huib weer. ”Ik heb een aantal opties!” vertelt hij. “We kunnen kijken bij de eerste vlucht in mei 1920 van Londen naar Amsterdam met een DeHaviland DH9, of bij het ophalen van de eerste Fokker F2 vanuit Duitsland voor de KLM, of bij de eerste commerciële vlucht met de F2 naar Londen Croydon. Jij mag het zeggen John!”

John kijkt eerst naar Claire en dan Janet. “Moet ik het zeggen? En gaan we dan met z’n drieën daar naar toe?”

“Nou, nee, ik ga niet mee hoor!” roept Claire ineens. ”Ik moet nog heel veel doen! Echt geen tijd!” en ze staat op. Terwijl ze de kamer uitloopt zegt ze nog: “Veel plezier, ik hoor wel wat je hebt gekozen en hoe het geweest is. Tot straks!” en weg is ze, John in stomme verbazing achterlatend.

“Nou, eh oké!” zegt hij dan. “Laten we dan maar gaan kijken bij het ophalen van de F2. Ik heb geen idee!” “Prima, dat is ook wel de spannendste van de drie. Zijn jullie er klaar voor? En opgelet, het bezoek kon wel eens wat langer duren dan één dag”

John en Janet knikken. Nadat Janet een briefje op het bureau heeft gelegd, met de mededeling dat ze wel eens een dag, misschien meer, weg zullen blijven, klikt Janet op ‘GO’.

Heel even gebeurt er niets en John kijkt om zich heen.

“En nu?” vraagt hij.

“Wacht even af, pap.”  zegt Janet rustig. En prompt verschijnt de draaiende spiraal op het scherm van de laptop en de gele koepel komt langzaam vanuit de rugleuning omhoog en omvat het tweetal binnen enkele seconden.

John grijpt de hand van Janet en gaat wat rechterop zitten. “Oh Jeetje wat gebeurt er?” roept hij, terwijl ze de draaiende blauwe tunnel in schieten.

“We reizen! Het duurt maar even hoor!” stelt Janet haar vader gerust. John kijkt stil en verwonderd om zich heen. Klaarblijkelijk geïmponeerd door het blauwe en gele licht. Na pakweg 20 seconden zijn de kleuren verdwenen en zitten de twee op de bank aan de kant van een weg, tussen twee populieren. Aan de overkant van die weg, aan de linker kant, zien ze een hele serie grote, langwerpige gebouwen. Rechts aan de overkant een wat hoger gebouw, kennelijk een kantoor.

“Waar zijn we?” wil Janet weten.

“Geen idee, dat lijkt wel een fabriek of zo!” zegt John, terwijl hij opstaat. Ook Janet staat op en checkt of ze haar mobiel in haar achterzak heeft zitten. Dan lopen ze de weg op. John kijkt om en schrikt.

“Hé, waar is die bank gebleven? Hoe komen we nu terug?”

“O, dat is geen probleem, hoor! Dat regel ik met mijn mobiel!” geeft Janet terug.

Ze gaan op onderzoek uit. Uitvinden waar ze zijn geland. Een stukje verder kunnen ze de gevel van het gebouw zien. Daarop staat met grote zwarte letters “FOKKER FLUGZEUGBAU”![1]

“Nee, maar! De Fokker fabriek! Maar wat is het hier stil! Ach natuurlijk, het is weekend!” zegt John.

“Maar waar zijn we dan?” wil Janet weten. “Geen idee, maar daar komen we wel achter. Daar komt een man aan op een fiets.”

En inderdaad, er nadert een man op een fiets. John wenkt naar de man, hij stopt en zegt: “Ja, wie bitte?”[2] Dan realiseert John zich, dat ze in Duitsland moeten zijn.

“Guten Tag, warum ist es in der Fabrik zo ruhig?”[3] vraagt John.

De man kijkt hen verbaasd aan. “Wissen Sie dass nicht?  Die Fabrik is geschlossen worden von der Alliierten. Alles ist Beschlagnahmt!” antwoordt de man.

“De fabriek is gesloten door de geallieerden, alles is inbeslaggenomen” vertaald John voor Janet.

John bedankt de man en ze lopen een stukje verder. “Eens even nadenken!” zegt John. “O, ja, de eerste wereld oorlog was afgelopen in november 1918. Het vredesverdrag is van 1919 en in dat jaar is Fokker naar Nederland gekomen. De Duitse handel, ook de uitvoer van vliegtuigen, is door de geallieerden toen verboden. Er is in Duitsland dus geen afzet voor vliegtuigen. Daarom is het hier natuurlijk zo stil.”

Janet knikt begrijpend. Daar staan ze dan, bij een dichte fabriek, en behalve die man op de fiets, geen mens te bekennen. Heeft Huib het wel goed geprogrammeerd?

Ze lopen een stukje verder en komen bij de ingang van het terrein, vlak bij het hoofdgebouw. Het hek is dicht en er hangt een groot hangslot op. Dit is wel een beetje een teleurstelling. Er is vast iets fout gegaan. Tijd en plaats verkeerd? Janet weet het niet, dus ze pakt haar mobiel.

 “Hé, wat ga je doen?” vraagt John.

“O, even met Huib overleggen.!” zegt Janet.

Op dat moment zien ze in de verte een auto aankomen. Een auto van de zeer antieke soort, in hun beleving, maar natuurlijk geheel passend in het tijdsbeeld van 1920. De auto heeft van die grote koplampen en een enkele, bijna rechtopstaande voorruit, zonder dak, zeg maar een cabrio. Er blijken 4 mannen in te zitten. De auto rijdt op tot bij de ingang van het terrein. Vlak voor hun voeten komt hij tot stilstand.

“Geschlossen!”[4] roept de chauffeur.

“Ja, dat hebben we al uitgevonden” zegt Janet hardop.

 “Hé, Hollanders?” roept de chauffeur, die duidelijk  verrast is. Hij springt uit de auto.

“Goedemiddag, mijn naam is Bernard de Waal, vlieginstructeur bij de Fokker vliegschool!”

John en Janet staan perplex!

“Eh….ik ben John Trip en dit is mijn dochter Janet! Wij komen uit Middelkarspel!”

“O, ja, Noord-Holland, toch?” antwoordt Bernard. “Hoe zijn jullie hier zo verzeild geraakt? Komen lopen? Ik zie geen vervoermiddel! En wat zoeken jullie hier in hemelsnaam. Dit is niet echt gezellige omgeving!”

Bernard kijkt hen onderzoekend aan. De drie andere mannen zijn inmiddels ook uitgestapt en staan om het tweetal heen.

“Oh, eh…. we zijn hier per ongeluk terecht gekomen! En …. Hoe, weet ik eigenlijk zelf ook niet zo goed!” antwoordt John, zonder de waarheid geweld aan te doen.

“Maar, waar zijn jullie dan naar op zoek?” dringt Bernard enigszins aan.

De drie mannen komen een stapje dichter om het tweetal heen staand. Ze kijken  niet al te vriendelijk, wat dreigend zelfs.

“Kan ik U even onder vier ogen spreken, meneer De Waal?” vraagt John dan. Bernard wenkt hem en samen doen ze een vijftal stappen vanuit de groep.

“We hebben helemaal geen kwaad in de zin. Ik ben gewoon een vader die met zijn dochter op reis is!”

“Maar, man, ik begrijp het niet, ik ben gisteren uit Nederland vertrokken. Ik weet heel goed, dat de Hollanders er tegenwoordig heel anders bijlopen dan jullie. Wat hebben jullie een rare kleding aan. Je dochter in een mannen-broek!! Dat is toch ongehoord!”

“Ja, ik begrijp het. Het is misschien een beetje lastig om uit te leggen. Dat zal ik misschien later eens proberen. Waar het nu om gaat is, dat we hebben vernomen, dat er binnenkort een vliegtuig vanuit Duitsland naar Nederland gaat vertrekken en wij willen daar graag getuige van zijn.”

Bernard de Waal is met stomheid gelagen en kijkt John met grote ogen aan. Hoe kon deze, bizar geklede man, dit weten? Zijn missie is strikt geheim! Alleen hij en Reinhold Platz weten er alles van. Zij hadden de instructie persoonlijk van Tony Fokker gekregen. Platz, de tijdelijke zetbaas in deze Fokker Fabriek, is zogenaamd naar Berlijn gegaan ‘voor zaken’! De drie andere mannen is alleen verteld te helpen bij een testvlucht. Verder is het geheim.

“Waar heb je die informatie vandaan?” vraagt Bernard.

“Dat is een lastige om uit te leggen. Het enige wat ik kan zeggen is, dat er buiten mijn informant, mijn dochter Janet en ik, er niemand van op de hoogte is.”

“Wie is dan jouw informant?” wil Bernard dan toch weten.

“Huib van Hoorn, een marine-vlieger!” antwoordt John.  Bernard staat hem vol ongeloof aan te staren.

“Hoe weet hij er dan van?” is dan de volgende vraag van Bernard.

“Geen idee!” liegt John.

“Ik vind het een beetje een vreemd verhaal hoor. Hier per ongeluk terecht gekomen in rare kleren. Met informatie die geen mens kan weten. En hoe moet het nu verder met jullie? Wat willen jullie?”

“We willen dat vliegtuig graag zien vertrekken en dan gaan wij weer terug naar Nederland!”

“O, zo simpel is dat dan, en hoe gaan jullie dan terug. Je bent zowat 800 kilometer van huis?”

“Ja, geen idee! Ik hoop dat mijn dochter daar een oplossing voor heeft!”

Nu staat Bernard de Waal helemaal perplex, wat een rare vent, Raar verhaal, rare snuiter, rare kleren en afhankelijk van zijn dochtertje.

John ziet de verwarring van het gezicht van Bernard afspatten. Dan krijgt hij een ingeving.

“Kijk, meneer De Waal, ik weet niet hoe het transport zal gaan, maar ik ben zelf piloot en misschien kan ik van dienst zijn. Misschien kan ik  helpen om vliegend in Nederland te komen.”

Nu worden de ogen van Bernard De Waal nog groter. Een piloot, dat woord had hij ook wel eens eerder gehoord, de vent is vliegtuig bestuurder, aviateur! Hij moest even nadenken. Hij heeft de opdracht om clandestien die grote F2 uit een hangar te halen en in het geheim naar Nederland te vliegen en zo het uitvoerverbod omzeilen. Hij wil de kist eigenlijk in z’n eentje vliegen, maar ja, twee is beter dan één. Daar komt bij, dat als hij die vent en zijn dochter mee neemt, dan kan hij ze goed in de gaten houden; kunnen ze het niet verder vertellen, aan de krant of zo.



[1] Fokker Vliegtuigbouw

[2] “Ja, wat is er?”

[3] “Goedendag. Waarom is het in de fabrik zo rustig?”

[4] “Gesloten!”

Reacties

Populaire posts van deze blog