Deel 2
Onder De Rode Zon
Hoofdstuk 1
Een nieuw schooljaar!
Janet staat
als eerste op, nadat Huib nog wel even een opmerking heeft gemaakt over het
viertal in ondergoed op de bank. Ze trekt haar kast open en tovert er een
spijkerbroek uit voor Willemijn, Lotte en voor zichzelf. Ook pakt ze nog een
T-shirt voor hen. Dan loopt ze naar de kamer van haar broer Sjors en pikt daar
een broek en een shirt voor Timo. Die zijn wat te groot voor hem, maar daar
heeft hij geen moeite mee.
Opnieuw in
de kleren, lopen ze de trappen af en komen in de keuken, waar ze moeder Claire
en Sjors aan de tafel vinden. Ze zijn net klaar met eten. Twee verbaasde
hoofden kijken het viertal aan.
“Hè, waar
komen jullie nu vandaan? Jullie zouden toch twee nachten wegblijven?”
“Ja, dat
klopt!” antwoordt Janet. “Maar we zijn wat overhaast vertrokken. We zaten vast
in een cel!”
“Hè, wat? In
een cel?”
Dan
vertellen ze het hele verhaal. Claire zit hoofdschuddend te luisteren en Sjors
zit te hikken van het lachen. “Wat een zielige toestand! Hahaha!” lacht hij.
“Hé,
Willemijn, ga jij eens even lekker onder de douche, je haar stinkt als een
bunzing! Zo kan je niet naar huis!” zegt Claire.
Willemijn
doet gedwee wat haar gezegd is. Omdat alle betrokken ouders in de
veronderstelling zijn, dat hun kinderen elders slapen, wordt besloten, dat de
vriend en vriendinnen toch maar moeten blijven logeren. Lotte en Willemijn
slapen op matrassen op de grond op de kamer van Janet. Timo bij Sjors op de
kamer, ook met een matras op de grond. Er wordt natuurlijk op beide kamers tot
laat gekletst over het beleefde avontuur. Vooral Sjors wil het naadje van de
kous weten over de bezochte schepen.
De
vriendinnen praten ook nog over de volgende week. Dan gaan ze weer naar school.
Dan begint het nieuwe schooljaar. Ze hebben het over de nieuwe vakken die ze
zullen krijgen en het moeilijker worden van de vakken die ze al hadden.
Willemijn kijkt uit naar Engels en Frans, maar ziet op tegen wiskunde. Janet,
daarentegen, vindt wiskunde heel interessant. Ze zullen ook informatica gaan
krijgen. Ook dat lijkt haar leuk! Lotte ziet dat ook zitten; ze is ook goed in
wiskunde. Talen vindt ze ook leuk, vooral Nederlands en Engels. Alle drie zijn
ze benieuwd naar de klasindelingen en welke docenten ze zullen hebben. Volgende
week zullen ze het weten!
Na een korte
nacht staan ze op om een uur of half negen; ontbijten met z’n allen en dan
vertrekt iedereen naar huis. Ze spreken af om maandag, de eerste schooldag,
samen naar school te fietsen.
Die maandag
is het snert weer. Na een week heel mooi weer, is het nu omgeslagen. Aardig wat
wind en motregen. Gelukkig hebben ze de heenreis wind mee, maar ze komen toch
kletsnat aan in Enkhuizen. Ze zetten hun fietsen weg en gaan snel naar binnen.
De jassen worden opgehangen en met z’n vieren lopen ze de aula in. Op grote
borden zijn de klassen aangegeven. Havo 2 heeft er wel vier. Dus even zoeken
naar je naam. Janet en Lotte zitten in 2b en Timo en Willemijn in 2c. Jammer
dat ze niet is één klas zitten. Dat heeft natuurlijk met het vakkenpakket te maken. Willemijn is heel blij dat ze bij Timo in de klas zit.
Ieder gaat
naar zijn klaslokaal; gelukkig zijn de lokalen op de begane grond van het
hoofdgebouw. Willemijn en Timo in lokaal nul 14 en Janet en Lotte in nul 15. Ze
zullen alleen voor aardrijkskunde en biologie naar andere lokalen moeten gaan.
Alle andere vakken zullen in hun vaste lokaal gegeven worden. De docenten
wisselen; niet de kinderen. De lesboeken staan keurig voor hen klaar op de
tafeltjes; hun namen staan op een papiertje wat er boven op ligt. Daaronder
vinden ze ook hun roosters. Daarop staat ook welke docent ze per vak zullen
gaan krijgen.
Ze maken
kennis met hun klassendocent; die is voor hen het hele schooljaar het centrale
aanspreekpunt voor vragen en problemen. Voor klas 2b is dat meneer Langevelt,
de wiskunde docent. Voor 2c is dat mevrouw Alblasser, de docente aardrijkskunde.
In dit
eerste en enige uur van deze dag krijgen ze allemaal hetzelfde verhaal te horen
van hun klassendocent. Een introductie en een informatieverhaal over de school
en de regels. Na dat uur kunnen de leerlingen weer naar huis. De vier vrienden
treffen elkaar bij de fietsenstalling. Daar vergelijken ze hun roosters. Die
blijken niet veel te verschillen in de uren per dag. Alleen op donderdag is 2c
later uit, dan 2b. Op woensdag zijn ze allemaal om twee uur smiddags klaar.
De motregen
is gestopt, maar het waait flink harder. Dat is pech, want nu hebben ze op de
terugweg een forse tegenwind. Dan voelen de tien kilometers extra lang. Tegen
twaalven zijn ze weer samen in de grote keuken bij Janet thuis. Ze drinken wat,
en dan gaat ieder naar huis; de boeken moet gekaft worden. Morgen begint de
eerste echte schooldag.
Ondanks dat ze laat naar bed was gegaan, ze heeft tot laat haar boeken zitten kaften, wordt Janet de volgende morgen heel vroeg wakker. Als eerste is ze naar beneden gegaan, de gordijnen zijn nog overal gesloten, ze gaat thee zetten. Terwijl het water op staat, schuift ze de gordijnen in de woonkamer open en trekt ze het rolgordijn in de keuken op. Tot haar verrassing is het helder weer; de zon is net op en schijnt onder wat vriendelijke stapelwolkjes door. Aan de bomen in de tuin kan ze zien, dat er nauwelijks wind staat.
“Prima!”
denkt ze, “Dat wordt een fijne fietstocht naar school!”
De
fluitketel gilt Clair wakker. Als zij in haar ochtendjas benden komt schenkt
Janet net de thee op.
“Goedmorgen
lieverd! Wat ben jij vroeg! Spannend hè, de eerste echte schooldag?”
“Inderdaad,
zeg! Ik heb geen wekker nodig gehad, vandaag! Ik was al om zes uur
wakker!”
“Tjonge, ja,
dat is vroeg! Hoe laat komen de meiden je halen?”
“O, om tien
over half acht!”
“Oké, dan
kan je in ieder geval rustig ontbijten en op je gemak douchen. Ik maak je
lunchpakket wel klaar, Oké?”
“Ja, fijn!”
reageert Janet terwijl een bord yoghurt met muesli onder haar neus geschoven
wordt. Met smaak lepelt ze het leeg en gaat dan naar boven om te douchen en aan
te kleden.
Ruim op tijd
is ze weer beneden en dan, precies op de juiste tijd, staan Lotte en Willemijn
met hun fietsen voor de deur.
“Doehoeg,
mam!” Janet pakt tas en fiets en voegt zich bij de twee vriendinnen.
Samen rijden
ze naar Timo, een klein stukje verder. Timo blijkt zich te hebben verslapen.
“Hij zit nog
te eten, ga maar vast hoor!” roept zijn
moeder. En dat doen ze, maar na tien minuten fietsen, komt Timo aan
racen.
“Môhge!”
zegt hij uitpuffend.
“Dat was
racen!” zegt Willemijn. “Hoop dat je voortaan alleen in de weekenden
uitslaapt!” voegt ze hem nog even plagend toe.
Met een
normaal tempo fietsen ze verder naar school. Onderweg wordt nog druk gepraat
over de roosters en de verschillende docenten. Timo en Willemijn hebben het
eerste uur Nederlands van mevrouw Van Noord; Lotte en Janet gaan beginnen met
wiskunde van Langevelt. Voor alle vier een leuk begin van de dag!
Na het
tweede uur treffen de vier elkaar op het plein. Willemijn was een beetje
ontevreden over de les Nederlands. Ze had niet echt een klik met de docent,
mevrouw Van Noord. Timo had geen moeite met haar gehad. Aardrijkskunde van
mevrouw Alblasser had hij heel leuk gevonden!
Lotte en
Janet zijn erg enthousiast over meneer Langevelt, de wiskunde docent.
“Hij blijkt
heel veel van de ruimtevaart en het universum te weten en er ook heel graag
over te kunnen vertellen!” meldt Janet.
“Ja, daar
gaan we hem regelmatig vragen over stellen!” vult Lotte aan.
“Hoezo dan?”
wil Willemijn weten.
“Nou, hij
vertelt niet alleen heel graag, maar ook heel erg leuk! Wij hebben bij wiskunde
ook goniometrie en stereometrie! Vooral dat laatste heeft alles te maken met
ruimte-berekeningen. Hij vertelde vandaag bijvoorbeeld al veel over onze
zonnestelsel. Over de zon en de planeten en zo, en over de immense afstanden
tussen die dingen!”
“Ja,
eigenlijk heet dat dan weer astronomie, de wetenschap over het universum, het
heelal!” vult Janet aan.
“Dat boeit
me niet zo erg hoor! De zon vind ik oké, maar de sterren en de maan
interesseren me echt niet! Lekker zonnen op het strand, geweldig!” reageert
Willemijn.
“Nou, ik
vind het wel interessant hoor. Toen in tien was had ik er ook al een boek over.
Ooit met Sinterklaas gekregen. Gaaf hoor, over Jupiter en Saturnus, Mars en
Venus. Ik vond dat wel cool!” zegt Timo daarop.
Dan is het
al weer vijf over tien, het derde lesuur komt er aan. Ze gaan alle vier hun
klas weer in. Even na twaalven zien ze elkaar weer in de grote pauze. Ze gaan
de stad even in, terwijl ze al lopend hun boterhammetjes opeten.
In het oude
centrum van Enkhuizen lopen ze door straten waar ze vorige week ook liepen,
maar dat was dan wel in het verre verleden. Ze zien de plek waar ze tegen
Hendrik Bierhaalder aanliepen. En de plek waar ze brood met haring hadden
gegeten.
“Je kijkt er
nu toch wel met heel andere ogen naar hè, nu we weten hoe het er vierhonderd
jaar geleden uitzag!” beweert Janet, de
andere drie knikken instemmend.
“Ja, bizar,
toch?”
Als ze langs
de Drommedaris lopen, kijken ze elkaar veelbetekenend aan.
“Hier was
het toch wel een beetje spannend. Daar onder in die cel!” zegt Timo, terwijl
hij een benauwd gezicht trekt.
“Zullen we
eens even langs het huis van Brechtje lopen, kijken hoe het er nu uitziet?”
stelt Willemijn voor. Daar zijn ze alle vier wel benieuwd naar. Ze lopen in de
richting van de Zuider Kerk en komen uiteindelijk in Drie Groene Eikels. Ze zoeken het poortdeurtje waardoor ze aan de
Rakkers ontsnapten.
“Ik denk dat
het hier ongeveer geweest moet zijn, hier bij nummer 7” meent Janet.
“Ja, het
lijkt er wel een beetje op, maar ik herken het huis helemaal niet, dit zijn
veel modernere huizen!” antwoordt Timo. Ze lopen langs de huizen en kijken ook
naar de overkant van de straat. Dat is helemaal niet meer te herkennen. Als ze
voorbij een gangetje lopen zien een wat ouder huis. Timo kijkt op het
naamplaatje bij de voordeur.
“B.
Bierhaalder!” roept hij stomverbaasd. En prompt gaat die deur open. Er staat
een oude vrouw in een geruite jurk in de deuropening; ze wil net naar buiten
stappen, een wandelstok in de hand.
“Ja,
wâblief?” zegt ze met een krakend stemmetje.
“O, niets
hoor, we kijken zomaar een beetje.” antwoordt Willemijn. Maar dan wil Janet
toch meer weten.
“Bent u
mevrouw Bierhaalder?”
“Jazeker!
Brechtje Bierhaalder!”zegt ze “Hoe zo, ken je mij?”
Met grote
ogen staan de vier de oude vrouw aan te staren. Weer tot haar positieven zegt
Janet: “We zijn scholieren van de Havo, hier verder op. We vroegen ons alleen
maar af hoe oud de naam ‘Bierhaalder’ al is, en of die al lang in Enkhuizen
voorkomt!”
“O, die gaat
eeuwen terug, net als de traditionele voornamen!” vertelt de oude vrouw.
“Ja, dat
hebben we in de gaten” ontglipt het Lotte. De vrouw kijkt haar verbaasd aan.
“Hoe zo? Zie
ik er dan zo oud uit?” wil de vrouw, iets geërgerd, weten.
“O, nee, dat
bedoel ik niet hoor!” reageert Lotte snel.
“We hebben al een hoop ontdekt!” verklaart
Janet, zonder te jokken. De vier staan heftig knikkend naar de oude vrouw te
kijken.
“Kom, we
moeten eens verder!” Janet redt de situatie en ze lopen terug naar school.
“Zou ze
familie zijn van onze Brechtje?” suggereert Lotte.
“Ja,
natuurlijk, dat kan toch niet anders!” beweert Timo.
Onder de
indruk gaat het viertal het vijfde lesuur in.
Twee dagen
later hebben Lotte en Janet weer wiskunde. Meneer Langevelt krijgt een vraag
van Jan Toorop, een eigenwijze klasgenoot, die probeert Langevelt het wiskunde
uur te laten vullen met verhalen over het heelal.
“Meneer,
zijn er ook andere zonnestelsels?” wil hij weten. Langevelt kijkt hem met een
verrast gezicht aan.
“Oké, Jan!
Je moet weten, dat de Zon de naam is van onze ster. Onze ster, de Zon, is met
zijn planeten een onderdeel van een sterrenstelsel. Het heet de Melkweg. In de
Melkweg zijn heel veel, miljarden, sterren. Die kan je bij nacht natuurlijk
zien!”
“En hebben
die sterren dan ook planeten zoals wij hebben?” vraagt Jan weer.
“Veel van
die sterren hebben inderdaad planeten. En, verrassend, er worden er nog elke
dag meer ontdekt!”
Dan steekt
Janet haar vinger op.
“Ja, Janet?”
“Zijn er ook
planeten, waar, net als op onze aarde, leven is?”
“Een heel
goede vraag Janet! Daar is alleen nog niets van bekend. Er is echter wel een
vermoeden. Maar, omdat de sterren zo vreselijk ver weg zijn, kunnen we dat nu
nog niet ontdekken!”
“O, wat is
dat de meest dichtbij staande ster?” wil Janet dan weten.
“Die bevindt
zich in het sterrenbeeld Centaur en heet Proxima Centauri! Dat is latijn en
betekend heel eenvoudig ‘dichtbij zijnde van Centaur’. De afstand tot onze
aarde is 4,24 lichtjaren!”
Jan Toorop
weer: “Wat zijn lichtjaren precies!”
“Een
lichtjaar is de afstand die het licht aflegt gedurende een jaar! En dan moet je
weten dat de snelheid van het licht wel driehonderdduizend kilometer per
seconde is! Er zitten ruim dertig miljoen seconden in een jaar, dus de afstand
van één lichtjaar is in kilometers
driehonderdduizend maal dertig miljoen. Dat is dus negen biljoen
kilometer. Proxima Centauri is dus, negen biljoen maal 4,24, ruim 38 biljoen
kilometer bij ons verwijderd. Dat is dus 38 met twaalf nullen.” legt Langevelt
uit.
Het “Oôh,”
en “Aâh,” klinkt door de klas; de leerlingen zijn onder indruk van de getallen.
“Ja,
sterrenkunde heet ook wel astronomie; dus daarom heten dit dan ook
astronomische getallen!” beduidt Langevelt. “Deze ster, ‘Proxima Centauri’,
is dus de dichtstbij zijnde in het heelal. In onze Melkweg wel te verstaan.
Maar er zijn nog miljarden andere sterrenstelsels met elk weer miljarden
sterren!” gaat Langevelt verder.
Janet steekt
haar vinger weer op. “Hebben al die sterren ook planeten, meneer?”
“Vast en
zeker wel! Ondanks dat die nog verder weg zijn, worden daar ook al planeten
ontdekt.” antwoordt Langevelt.
“Zijn die
ontdekte planeten dan ook, net als onze aarde, bewoonbaar?” wil Lotte dan
weten.
“Er is één
planeet bij Proxima Centauri, waarvan men denkt dat de omstandigheden er
gunstig genoeg kunnen zijn, zodat er leven mogelijk zou kunnen zijn! Die hebben
ze eenvoudig ‘b’ genoemd!”
“Maar hebben
ze dat nog niet ontdekt dan?” vraagt Lotte weer.
“Nee, dat is
nog onmogelijk, daarvoor zou je er naartoe moeten reizen. Met de huidige stand
van de techniek zou zo’n reis duizenden jaren duren. Dus dat is echt
onmogelijk!”
Lotte en
Janet kijken elkaar veel betekend aan, maar er wordt geen woord gewisseld.
Verschillende leerlingen stellen nog veel vragen en Langevelt neemt alle tijd
om ze uitgebreid te beantwoorden. Zo gaat de hele wiskunde les op aan verhalen
vertellen.
Onderweg
naar huis fietsend, praten Lotte en Janet nog uitgebreid na over de
interessante ‘wiskunde’ les. Als ze bijna in Middelkarspel zijn zegt
Janet opeens: “Denk jij wat ik denk?”
“Ik denk het
wel! HUIB!” antwoordt Lotte vlot.
“Precies!”
reageert Janet. “De rest van de week hebben we genoeg huiswerk te doen, maar
zullen we zaterdag eens op onderzoek uitgaan?”
Lotte is
direct enthousiast. “Zullen we dan ook Willemijn en Timo vragen?”
“Ik denk dat
geen van beiden er oren naar zullen hebben; ze hebben ook niets met wiskunde
hihi!” grinnikt Janet.
“We kunnen
het ze toch gewoon vragen?” meent Lotte.
“Oké! Zal
het morgen doen!” geeft Janet toe.
De volgende
morgen, onderweg naar school, praten ze er met Timo en Willemijn over. Ze
moeten wel even wat achtergrond info krijgen, wat ze maar half vatten.
Uiteindelijke willen ze toch wel graag deel hebben aan het onderzoek en spreken
af voor die zaterdagochtend.
Reacties
Een reactie posten