Hoofdstuk 5

Timo’s eerste reis

 

Timo zit een beetje met opgetrokken knieën tussen die twee meiden in. Hij weet niet wat er nu zal gaan gebeuren. Hij weet ook niet of hij zich nu moest vasthouden. Ja, en dan waaraan?

Hij zit in het midden van de bank! De leuningen zijn ver weg. Janet kijkt opzij en ziet dat Timo erg gespannen is. Hun blikken kruisen elkaar en dan durft Timo het toch te vragen.

“ Moeten we ons niet ergens aan vasthouden, of….?”

 “Nee, hoor, het wordt geen achtbaan!” lacht Huib. “Oké, Janet klik maar op ‘GO’, dan gaan we naar Haarlem!”

Janet volgt de instructie op en daar komt dat gele licht weer vanuit de rugleuning van de bank. Timo heeft dat niet direct in de gaten; pas als de gele bubbel boven zijn hoofd naar beneden komt zakken krijgt hij het in de gaten. Willemijn ziet hem schrikken en grijpt zijn hand vast.

“Rustig blijven zitten!” zegt ze tegen hem. “ Heb maar vertrouwen in Huib!”

De gele bubbel sluit zich om hen heen en de spiraal, die op het scherm is verschenen begint steeds sneller te draaien en groter te worden. Weldra omsluit het blauw de bank, die daarop de snel draaiende tunnel inschiet.

“Reizen we nu?” vraagt Timo een beetje benauwd, terwijl hij nog steeds de hand van Willemijn vast heeft.

 “Jazeker! “ zegt Janet.

“Maar ik voel helemaal niet dat we bewegen.!” zegt Timo. “Toch zie ik dat we heel snel vooruit gaan, hoe kan dat?”

“In het wormgat is geen zwaartekracht; de bank zorgt er zelf voor, dat je erop blijft zitten! Wat een uitvinding hè?” antwoordt Huib.

Timo weet niet wat hem overkomt. Hij zit met grote ogen om zich heen te kijken. Opeens beseft hij dat hij de hand van Willemijn nog steeds vast heeft. Hij kijkt naar haar en ziet haar lief glimlachende gezicht. Zij is wel heel ontspannen. Dan laat hij snel haar hand los en kijkt weer om zich heen. Het volgende moment is ineens de blauwe tunnel en de gele bubbel verdwenen.

Ze zitten, nog steeds op de bank, in de open lucht op een parkeerplaats tussen een paar auto’s in.

“Hé , dit ken ik wel. We zijn in Haarlem!” zegt Timo een beetje fluisterend.

“Hoe kan dat! Kijk daar, dat is het bowlingcentrum! En daar links, dat is het flatgebouw waar mijn oma heeft gewoond. Ik ben hier vaak geweest; bij mijn tante, die woont in de flat daar achter!”

“Nou, dan zijn we op de juiste plek!” zegt Janet en staat op. Willemijn en Timo volgen. Als Timo omkijkt, blijkt de bank te zijn verdwenen.

“Hé, waar is die bank? En waar is je laptop?” roept Timo verbaasd.

Janet haalt haar schouders op. “Thuis, denk ik!”

“Thuis…., maar hoe komen we daar dan weer?”

“Dat zal je straks wel zien! Zullen we eerste maar eens kijken of we je oma kunnen vinden? En…. Eh, o ja, Timo je mag niets aanraken of veranderen, want dat heeft gevolgen voor de toekomst. Alles wat we zien is al gebeurd, daar moeten we dus voorzichtig mee zijn.”

“Eh…… Ja, oké!” antwoordt Timo, die maar half begrijpt wat ze bedoelt.

Ze lopen de parkeerplaats af en steken de straat over naar het flatgebouw.

“Kijk, hier op de eerste verdieping, hier op de hoek, daar woonde mijn oma!”  vertelt Timo, terwijl ze onderaan het trapje met ongeveer 6 treden staan. Bovenaan dat trapje is de deur naar het portiek; die deur zwaait open en er komt een jonge man naar buiten.

“Hallo, jongelui, kan ik jullie helpen? Zoeken jullie iets?” vraagt hij.

“Eh….ja, welke dag is het vandaag?” vraagt Timo.

“Maandag, 24 maart” antwoordt de jonge man. “Oké, en welk jaar?” wil Timo dan nog weten. De jonge man kijkt hem verbaasd aan.

“Zwaar weekend gehad zeker? Jij mag toch nog helemaal geen alcohol? Of heb je geheugenverlies?”

“Nee, maar we reizen….AU!” antwoordt Timo en kijkt met een van pijn vertrokken gezicht naar Janet, die hem zojuist een schop tegen zijn enkel had gegeven.

“2008!”roept de jonge man, die hoofdschuddend het trottoir afloopt.

“Waarom schopte jij me?” vraagt Timo kwaad.

“Je moet niets vertellen over onze reis. Dat snappen ze toch niet; we krijgen er alleen maar rare reactie op!” legt Janet uit.

“Oké, oké; ik zal er aan denken!” zegt Timo.

“Hoe komen we nu in contact met je oma?” vraagt Willemijn. Ze heeft het nog niet gezegd of daar zwaait de portiekdeur weer open. Een oudere dame in een lichte regenjas, grijs, keurig gekapt, begint de trap af te komen en werpt een vluchtige blik op het drietal.

“Dag jongelui, kan ik jullie ergens mee helpen. Jullie wonen hier toch niet? Anders had ik jullie wel herkend!”

“Dag mevrouw!” zegt Willemijn, “We hebben een opdracht voor school. We willen weten hoe ouderen de jeugd van vandaag zien en wat hun toekomstbeeld is. Woont u in deze flat? Mogen wij u interviewen?”

Willemijn verzint het ter plekke.  Timo en Janet kijken haar met een verwonderde blik aan. Dat heeft ze even snel bedacht!

“Ja, ik woon hier, hier op het hoekje op één hoog. Ik vind het prima om te worden geïnterviewd.  Ik doe even een boodschapje in het winkelcentrum hier achter. Wacht hier dan maar even, dan al ik jullie straks even te woord staan.” geeft de vrouw ten antwoord en loopt op een drafje de hoek om.

Een kwartiertje later komt de vrouw weer op een drafje, weer aanlopen.

“Zo, kom maar mee naar binnen!” zegt ze terwijl ze het trappetje oploopt. Janet, Willemijn en later ook Timo volgenden haar. In het portiek nog een trap op en dan naar binnen.

In de woonkamer aangekomen wijst de vrouw hen een zitplaats. “Ga zitten! Willen jullie iets drinken?”

“Nee, hoor, dank u wel!” zegt Janet haastig. “We zijn zo weer weg.!”

“O, oké, nou ik ben mevrouw De Graaf en wie zijn jullie?”

“Ik ben Janet, dit is Willemijn en dat is Timo. Mogen we U een paar vragen stellen?”

“Zeker, maar moeten jullie dan niets opschrijven, jullie hebben helemaal geen blocnote  of zo bij je.”

“Ik neem het op met mijn telefoon!” zegt Janet vlug.

“O, kan dat tegenwoordig ook al. Ik volg die nieuwigheden niet meer hoor, maar ga jullie gang. Vraag maar raak!”

Nadat ze haar een aantal vragen hebben gesteld en wat heen en weer gepraat zegt mevrouw De Graaf ineens: “Goh, Timo, jij lijkt sprekend op mijn oudste zoon Bart, toen die zo oud was als jij nu. Hij had net zulk prachtig haar en net zulke mooie blauwe ogen. De gelijkenis is treffend hoor! Hoe is het mogelijk!”

Timo , van nature al wat bleek wordt nu wit van schrik. Deze opmerking heeft hij helemaal niet verwacht. Het enige wat hij uit kan brengen was een fluisterend “O!”

Willemijn ziet de schrik en reageert dadelijk “Kom we moesten maar weer eens gaan. Dank u wel voor de ontvangst mevrouw De Graaf en voor uw medewerking.!”

Haastig staan ze op en lopen het gangetje in, naar de buitendeur.

Mevrouw De Graaf een beetje verbouwereerd achterlatend. Het drietal loopt snel naar de overkant van de straat, de parkeerplaats weer op.

“Hoe was het om je oma te ontmoeten?“ wil Willemijn weten.

Timo is nog niet van de schrik bekomen. Wat een vreemde gewaarwording!

“Ja, heel fijn natuurlijk, maar ik vind het allemaal maar moeilijk te begrijpen, hoor! Zeker toen ze over mijn vader begon. Dit is toch bizar!”

“Ik kan me dat best voorstellen, hoor!” zegt Willemijn.

“Ja, natuurlijk!” beaamt Janet. “Wel heel goed, dat je daar niet op hebt geantwoord; ze zou er ook helemaal niets van begrepen hebben!” vervolgt ze.

“Toch ook wel heel raar om je te realiseren, dat ze nu over drie maanden dood is!” overpeinst Timo hardop.

Willemijn kan zich niet langer bedwingen en stapt op Timo toe en omhelst hem stevig en drukt een kus op zijn wang. “Ja, raar hè, allemaal?” fluistert ze begrijpend in zijn oor. 

Timo ondergaat het allemaal gelaten en knikt alleen maar.

“En je  kan er thuis ook natuurlijk niet over praten; vertellen dat je bij je oma bent geweest! Dat maakt het allemaal nog wel een beetje lastiger, toch?” zegt Janet.

Weer kan Timo alleen maar knikken. Er zit een traantje in elk van zijn mooie blauwe ogen.

Weer een beetje bij zijn positieven vraagt hij opeens: ”Hé, hoe komen we nu weer thuis?”

Janet pakt haar mobile er weer bij.

“Kijk!” zegt ze, terwijl ze naar beneden swipt.  “Hier klik ik op ‘Home’!” en plots zitten ze weer op de bank, in de gele bubbel die de steeds sneller draaiende tunnel in schiet.

Na enkele seconden zijn ze weer in de kamer van Janet. 

“En?” vraagt Huib. “Hoe was het om je oma in levende lijve te ontmoeten?”

“Ik moet het allemaal even goed op me in laten werken! Het is alsof ik heb gedroomd! Echt heel bizar, allemaal”  antwoordt Timo. ‘Maar, Huib, dank je wel dat ik mijn omaatje even kon meemaken. Zo’n lieve vrouw! Ik kende haar alleen maar van foto’s. Letterlijk ‘Te Gek’!”

Thuis, bij zijn vader, moeder en kleine broertje aan tafel, vraagt Timo: “Pap, hoe zijn jullie op mijn naam gekomen?”

“Ach, jongen, ja dat is eigenlijk wel een beetje gek gegaan!” antwoordt vader Bart. “Toen we mijn moeder vertelden dat mama zwanger was, vertelde ze dat ze een aardige ontmoeting met wat jongelui had gehad, waar een jongen bij was die sprekend op mij, als kind, had geleken. Hij had Timo geheten. Ze had dat zo’n leuke naam gevonden. Toen ze een paar maanden later overleed, hebben wij besloten, dat, als ons kindje een jongetje zou zijn, wij hem Timo zouden noemen. Vandaar!”

Timo verslikt zich bijna van schrik in een stukje brood en rent de kamer uit naar de keuken. Hoestend en proestend verwerkt hij wat hij zonet had gehoord. Zijn moeder  komt even bij hem kijken. “Gaat het?” vraagt ze bezorgd.

“Ik dacht dat ik dood ging!” antwoordt Timo oprecht! “Nou, gelukkig ben je er nog!” zegt zijn moeder en aait door zijn roodkoperen krullen.

Reacties

Populaire posts van deze blog